In 1967, kort voor de Zesdaagse Oorlog tussen Israël en zijn Arabische buurlanden, gaf koning Boudewijn de Grote Moskee cadeau aan de Saudische koning Faisal. Het is een vergiftigd geschenk zoals later zal blijken.
Georges Timmerman: “Om die renovatiewerken in goede banen te leiden, stuurde het Saudische regime in 1970 een topman van haar geheime dienst naar Brussel: Faez Al Ajjaz. Onder de cover van journalist verbleef dit personage gedurende (bijna) dertig jaar ongehinderd in onze hoofdstad, ondanks zijn betrokkenheid bij een lange reeks duistere en zelfs ronduit illegale activiteiten: wapensmokkel, aanslagen op politiemannen, spionage, het financieren van een neonazistische groep en het dwarsbomen van gerechtelijke onderzoeken. Al Ajjaz liet een breed spoor van verwarring, ontwrichting en vernieling achter zich, en de gevolgen van zijn vuile ‘erfenis’ zijn tot op de dag van vandaag voelbaar.”
Zoals het een goede spion betaamt, zijn er weinig biografische gegevens over hem bekend. Geboren in 1922 in de Syrische hoofdstad Damascus had hij zowel een Syrisch als een Saudisch paspoort. Gehuwd met een Duitse afstammelinge van de familie Krupp. Zijn broer was piloot bij de Syrische luchtmacht. Stond bekend als vertrouweling van het Saudische hof. Volgens een bron zou hij zelfs een deel van het vermogen van dat hof beheerd hebben.
Dat hij werkte voor de Saudische geheime dienst is met zekerheid bekend dankzij uitgelekte rapporten van de Staatsveiligheid, een dienst die hem de codenaam Sirocco gaf. (zie onder)
In 2 nota’s ‘Sirocco’ van de VSSE (87 en 89) wordt gesuggereerd dat de smeergelden van Eurosystem Hospitalier finaal bestemd zouden zijn geweest voor de financiering van extreem-rechts.
Volgens andere bronnen was hij zelfs de chef van de Saudische dienst voor heel West-Europa. Tegelijkertijd werkte hij ook voor andere westerse inlichtingendiensten. Vooraleer Al Ajjaz naar België kwam, zou hij jarenlang advocaat en journalist geweest zijn in het Midden-Oosten en de Golfstaten, waar hij nauwe banden had met islamisten en Palestijnse terroristen in Libanon.
Timmerman: “Eén keer had hij zich wel laten opmerken: in 1967 schreef Al Ajjaz een inleiding bij de heruitgave van de Franstalige editie van de “Protocollen van de wijzen van Sion”, een rabiaat antisemitisch boek over een fictief joods wereldcomplot, uitgegeven door de Presses Islamiques in Beiroet. Het boek, dat op 200.000 exemplaren werd gedrukt, was blijkbaar bedoeld als propaganda tegen Israël.” Al Ajjaz wordt omschreven als antisemiet en anti-Israël.
Een bron: “Is dat wel zo? Faez werkte samen met de Mossad.” Dat hij antisemiet was, was dus een perfecte dekmantel.
Franse journalisten die in 1974 met de Franse minister van Buitenlandse Zaken een bezoek brachten aan Saudi-Arabië, kregen een exemplaar ervan in handen gedrukt, als persoonlijke gift van koning Faisal, met de boodschap dat het ging om “de favoriete literatuur van de koning”. Ook later zal Al Ajjaz zich onder andere in de bar van het Internationaal Perscentrum (IPC) aan de Brusselse Karel de Grotelaan profileren als een rabiate tegenstander van Israël. Timmerman ook: “Een pose of een manier om toegang te krijgen tot links-progressieve milieus?”
Faez Al Ajjaz bleek in Brussel over ruime financiële middelen te beschikken. Hij installeerde zich in een chique appartement, eerst in de Sint-Michielslaan, daarna aan de Legerlaan, telkens in de buurt van het Brusselse Montgomeryplein, dat hij huurde voor omgerekend 2.000 euro per maand.
Hij reed in peperdure luxe-auto’s en bezat een fraaie villa in het Spaanse Marbella. Na verloop van tijd knoopte hij relaties aan in de hoogste kringen, onder meer met prins Albert (de latere koning Albert II), politicus Paul Vanden Boeynants en diens rechterhand baron Benoît de Bonvoisin. Die vriendschap zou eindigen na een mislukte zakendeal (zie onder).
Marcel Barbier vertelde, toen hij in het huis van Faez was, waar hij soms de telefoon opnam, prins Albert tegenkwam, die snel door een andere deur vertrok toen hij hem zag. Barbier vertelde dat Faez zelfs Vanden Boeynants soms liet wachten aan de telefoon, of deed terugbellen als het hem op dat moment niet goed uitkwam. Het vertelt ons iets over het gewicht van Faez. Aangezien Faez Al Ajjaz het dossier Eurosystem Hospitalier goed lijkt te kennen, lijkt het aannemelijk dat de contacten Faez-VDB in dit kader passen.
Tegen een journalist zei een van twee rijkswachters (Bihay of Balfroid) het in die periode nog anders: "Toen we bij Faez Al Ajjaz een huiszoeking deden en een foto vonden van hem met prins Albert, broederlijk naast elkaar in de sofa, wisten wij dat het onderzoek voor ons was afgelopen." Niet dat de ex-BOB'er onze huidige koning in verband wou brengen met wapenhandel. Maar een zekerheid had hij wel. Hij en zijn collega waren door hun onderzoek naar de onderwereld wellicht een gevaar geworden voor de bovenwereld. Want wat speelde zich in het vuile België van toen niet allemaal af? En in de wereld?
En advocaat Jean Violet onderhield nauwe contacten met figuren als Sanchez-Bella, Carlo Pesenti, François Vallet, Antoine Pinay, Otto von Habsburg, Franz Josef Strauss en met de Belgen de Bonvoisin en Florimond Damman, de koning van Saoedi-Arabië Fayçal, en met de Saoedo-Syrische journalist Faez El Ajjaz. Boven- en onderwereld kwamen er samen.
Tegelijk onderhield Faez een netwerk van meer dan dertig betaalde informanten, onder wie ex-huurlingen, ambtenaren, rijkswachters en extreemrechtse figuren, die hem geschreven rapporten bezorgden over alles wat hem interesseerde.
Volgens toenmalig minister van Justitie Jean Gol, die zich baseerde op een rapport van de Staatsveiligheid, was Al Ajjaz in 1975 een van de spilfiguren in een grote wapenlevering vanuit België aan de falangistische milities in Libanon, met een contractwaarde van een miljard frank. (zie onder) De transactie verliep via een zakenrelatie in Beiroet van de beruchte wapenhandelaar Adnan Khashoggi.
In Marbella, Parijs en Brussel werkte Al Ajjaz samen met de grote spelers op de internationale wapenmarkt, zoals Khashoggi, die als tussenpersoon optraden tussen de Saudische prinsen en de belangrijkste defensieleveranciers in Europa en de VS.
In 1982 bijvoorbeeld ging één van zijn Belgische loopjongens (Paul Latinus) een cheque van 1 miljoen dollar ophalen in Parijs, uitgeschreven door de Libanese wapenhandelaar Walid Koreitem op naam van Al Ajjaz.
Timmerman: “Koreitem behoorde tot het selecte kringetje van Saudische agenten uit de entourage van Khashoggi, net zoals Akram Ojjeh, Samir Traboulsi en andere klanten van het luxe-callgirlnet van Madame Tuna, de hoerenmadam die opdook in de Eurosystem-zaak, het smeergeldschandaal rond de bouw van militaire hospitalen in Saudi-Arabië.”
Latinus kreeg een cheque van een miljoen dollar in Parijs van Wali Korreiten voor Faez via een Zwitserse bank. Latinus werkte naar eigen zeggen op dossiers over de PLO en Congo voor Faez. Hij werd hiervoor betaald.
Nadat het Eurosystem-schandaal in 1979 was losgebarsten, bleek dat ook Al Ajjaz een cruciale maar nooit opgehelderde rol in de zaak had gespeeld. Zelf beweerde hij dat zijn rol beperkt bleef tot het verdedigen van de belangen van de Saudische koninklijke familie. Dat staat in het rapport van de VSSE. Volgens het rapport van de VSSE was Faez de spilfiguur.
De man die het contract met het Belgische consortium Eurosystem had getekend, als commandant van de Saudische Nationale Wacht, was immers prins Abdoellah, de latere (en ondertussen overleden) koning. Maar wellicht was er meer aan de hand. Want Al Ajjaz werkte ook samen met Elias El Turk, een falangistische politicus in Libanon die ook directeur was van EHS Health Testing Center, een Euroystem-filiaal in Beiroet dat enkel diende als doorgeefluik voor obscure geldstromen en dus een mogelijk distributiekanaal was voor corruptiegeld.
In de eerste helft van de jaren tachtig, terwijl de kogels van de ongrijpbare Bende van Nijvel en de bommen van het extreemlinkse CCC in het rond vlogen, financierde Al Ajjaz (in opdracht?) ook Westland New Post (WNP). Achter WNP zat immers een andere organisatie.
WNP functioneerde als een parallelle inlichtingendienst en leek zich voor te bereiden op terreuraanslagen. In opdracht van Al Ajjaz werden door WNP’ers bijvoorbeeld grote hoeveelheden geheime Navo-telexen gestolen, met allerlei ultragevoelige militaire informatie.
Een ander project dat mogelijk uit de koker van Al Ajjaz kwam, was om een aantal WNP’ers te laten infiltreren in de terreurnetwerken van de Libische kolonel Kadhafi. Ze zouden zich laten rekruteren in trainingskampen in Libië, om die netwerken vervolgens in één klap te kunnen uitschakelen. Het plan ging niet door omdat de militanten het zaakje niet vertrouwden. Diverse WNP’ers werden door Al Ajjaz ingeschakeld als chauffeur, lijfwacht, secretaris, geldkoerier, verhuizer, privé-detective of informant.
Een bron: “Al Ajjaz heeft de reiskosten naar het trainingskamp in Libië voor recruten van WNP geprefinancierd.”
De politie heeft ook het Brusselse telefoonnummer van Faez aangetroffen in het adresboekje van Willy Pourtois, een wapenhandelaar die in de gevangenis van Nijvel verbleef wegens illegale wapentrafieken, waarvan één in opdracht van Tchtilianov, attaché van de Bulgaarse ambassade in Brussel.
En dan is er de rol van Carl Armfelt. Ferry Hoogendijk beweert dat hij Carl Armfelt nooit persoonlijk heeft ontmoet, maar volgens journalist Jan Portein heeft de LPF-topman "midden jaren zeventig diverse vergaderingen bijgewoond in het Zeeuws-Vlaamse Eede, dicht bij de Belgische grens, waarbij Armfelt aanwezig was, samen met de in Brussel residerende Saoedische 'journalist' en wapenhandelaar Faez Al Ajjaz, een Nederlandse ex-minister van Defensie en een bonte verzameling van Britse, Duitse, Zweedse en Israëlische vertegenwoordigers van de schaduwwereld". Wapenhandel was volgens Portein het belangrijkste gespreksonderwerp op die bijeenkomsten. Faez is ook aanwezig bij een uraniumdeal uit de jaren tachtig in Cyprus.
In de ingesproken boodschappen voor Faez werden de namen van Belgische en Luxemburgse banken vermeld, wapenleveringen aan Libanon en zaken in Spanje. Zo bezat hij een restaurant in Marbella. Hij kreeg ook telefoon van Vanden Boeynants.
De Saudische topspion bleek onder andere ook zeer geïnteresseerd in de moordaanslag op Naïm Khader, de vertegenwoordiger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in Brussel. Op vraag van de Saudi’s – en zeer tegen de zin van Amerikanen en de Israëli’s – hadden de Belgische autoriteiten in 1976 toegestemd in de opening van een PLO-kantoor, een officieuze ambassade in Brussel. Maar op 1 juni 1981 werd Khader bij het verlaten van zijn woning in Elsene op straat neergekogeld. De dader werd nooit gevonden. De verdenkingen gingen in de richting van de dissidente Palestijnse terreurgroep Abu Nidal en/of de Israëlische geheime dienst Mossad.
WNP'ers kregen van Al Ajjaz de opdracht een Marokkaanse journalist in Brussel te observeren en te schaduwen. Timmerman: “Kennelijk was het de bedoeling om hem te kunnen beschuldigen van de moord op Khader, om op die manier een vals spoor te creëren en de speurders in de verkeerde richting te sturen. Kende Al Ajjaz de echte daders en probeerde hij hen te beschermen?”
Een ander onderwerp dat Al Ajjaz blijkbaar interesseerde was de crisis in de Congolese provincie Shaba (Katanga). Na een inval door ‘linkse’ opstandelingen vanuit Angola in 1977 riep dictator Mobutu de hulp in van het Westen. De opstand werd uiteindelijk neergeslagen door Marokkaanse en Egyptische troepen. Timmerman: "De interventie werd gefinancierd door Saudi-Arabië en discreet gesteund door de VS, België, Frankrijk en andere westerse landen. Paul Latinus, de WNP-leider die later ‘zelfmoord’ pleegde, beweerde dat hij op vraag van de Saudische ‘journalist’ een dossier had samengesteld over de rol van de Marokkaanse troepen en Israël in de Shaba-operatie."
Timmerman nog: “In feite, zo kwam pas vele jaren nadien aan het licht, was de interventie in Shaba het werk van de Safari Club.” Dat bleek een geheim internationaal samenwerkingsverband van de inlichtingendiensten van Frankrijk, Iran (toen nog onder de sjah), Egypte, Marokko en Saudi-Arabië.
De naam verwijst naar de Mount Kenya Safari Club, eigendom van wapenhandelaar Adnan Khashoggi, waar de club voor het eerst vergaderde. De organisatie werd opgericht op initiatief van Alexandre de Marenches, de baas van de Franse geheime dienst SDECE, en was specifiek bedoeld om de communistische invloed in Afrika te bestrijden en om geheime operaties uit te voeren die de CIA (na het Watergate-schandaal) niet meer kon of mocht doen. Vanzelfsprekend bestond er coördinatie tussen de Safari Club, de CIA en de Mossad.
Faez Al Ajjaz was de buurman van Khashoggi en vervolgens Léon Deferm (die het huis kocht) in Marbella.
Meisjes uit het netwerk (van Fortunato Israël) waren in het gezelschap van VDB en zijn vrienden, onder wie Roger Boas, ook op vakantie geweest in Kenia, waar (Adnan) Khashoggi ook de Mount Kenya Safari Club bezit.
Timmerman: “Het is perfect denkbaar dat Al Ajjaz in Brussel actief was in opdracht van de Safari Club, mogelijk zelfs als financier of opdrachtgever van geheime operaties. Volgens kenners groeide de organisatie uit tot een ‘tweede CIA’, een parallelle versie van de Amerikaanse geheime dienst, die volledig ontsnapte aan elke parlementaire democratische controle. Of de Safari Club ooit werd opgedoekt, is onduidelijk. Feit is dat ook na de val van de sjah in Iran (1979) de Safari Club een rol speelde in de Iran-Contra affaire, de geheime wapenleveringen aan Iran waarmee de contra’s in Nicaragua werden gefinancierd. Ook bij de bewapening en financiering van de Afghaanse moedjahedien (en dus bij de start van Al Qaeda), die in de jaren tachtig vochten tegen de Sovjet-bezetting, was de Safari Club nauw betrokken.”
In de nacht van 25 op 26 oktober 1981 pleegden Bob Beijer en Dany Bouhouche een moordaanslag op Herman Vernaillen, een majoor van de rijkswacht die bezig was met een onderzoek naar de zaak-François, een drugsmokkel waarbij ook rijkswachters betrokken waren. Vernaillen en zijn echtgenote werden geraakt door kogels, maar overleefden de aanslag. Uit een onderzoek van het chassisnummer bleek dat de auto waarvan de daders gebruik hadden gemaakt, een opvallende Mazda 626, eigendom was van Al Ajjaz.
Al Ajjaz had zijn auto achtergelaten in de Brusselse garage van André Dehaut, die garageboxen verhuurde aan Bouhouche en Beijer én aan leden van de Bende van Nijvel. Dehaut had vervolgens de auto uitgeleend aan een Congolese cliënt, die hem dubbelparkeerde voor het kantoor van Air Zaïre aan de Louizalaan, met draaiende motor en de sleutels in het contact. Daar werd de Mazda op 16 september 1981 gestolen. Dezelfde dag, maar nog vooraleer de feiten waren gepleegd, had Al Ajjaz aangifte gedaan van de diefstal.
Bob Beijer legde auteur Guy Bouten uit hoe destijds een vals spoor werd gelegd met de gestolen Mazda van Faez Al Ajjah. De diefstal van de auto en het daarmee plegen van de aanslag op Vernaillen, had tot doel meer controle over Al Ajjaz te krijgen, hij degradeerde daardoor van hoofdrolspeler tot medespeler. Zijn reactie loog er ook niet om. Toen hij gehoord werd over de auto, simuleerde hij een hartaanval.
In de zomer van 1988 verkocht Faez al zijn bezittingen in België, zegde de huur op van zijn kantoor in het IPC en verhuisde naar zijn villa in Marbella. De verhuis belette hem niet om af en toe terug te komen naar Brussel en zijn geheime activiteiten voort te zetten op Belgische bodem. We vinden Faez in het handelsregister van Spanje in de jaren '90. Later krijgt hij zelfs de Spaanse nationaliteit volgens een officieel bericht.
Verschillende documenten zijn uit het dossier van de Bende verdwenen. Een van de ontbrekende documenten zijn de notulen met betrekking tot de genoemde Faez Al Ajjaz. Gezien de feiten niet echt een verrassing.