We kopen en geven geschenken om anderen gelukkig te maken. Maar stel dat je je vrienden en familieleden veel gelukkiger zou maken met een filosoof. Of correcter: met een filosofische theorie.
Die Franse filosoof is Pascal Bruckner. Hij is al een tijdje aan een steile opmars bezig. Ook in België. Eerder werden twee interessante boeken van de Frans man vertaald. De reputatie van de man is trouwens volkomen terecht. De werken zitten immers boordevol sprankelende ideeën over diverse onderwerpen. Ook over geld, rijkdom en geluk heeft Bruckner een erg uitgesproken mening.
Wat dat laatste betreft is het 'Don't worry, be happy!', maar volgens Bruckner klinkt in zulke woorden een nieuw, bijna religieus gebod: het gebod tot geluk. Onze 'gelukscultuur', die hij fel kritiseert, is er volgens hem vol van.
Maar wat moeten de mensen die tegenslag en pijn ervaren of uitgesloten worden met dit gebod? De cultus van het geluk komt tot uiting in fitness-rituelen, in de flirt met Oosterse spiritualiteit of in de life style van het 'jezelf zijn', van het 'binnen zijn' of van het 'scoren'.
Naar Bruckners mening draait dit idee van geluk in een kringetje rond: je moet je al goed voelen om gelukkig te worden. Tragiek en pijn hebben hier geen plaats, want geluk is hier verworden tot bevrediging.
Geld en rijkdom dan. Bruckner pleit er voor om geld te rehabiliteren. Er bestaat immers nog veel hypocrisie op dat vlak. De reden voor deze schijnheiligheid is volgens de filosoof om ons te beschermen tegen de valstrikken die geld voor ons legt. Met andere woorden, ‘de reden waarom niemand hardop wil zeggen dat geld hem een goed gevoel geeft is dat het onbetrouwbaar is en zowel voor als tegen ons kan werken’.
We zetten de markantste gedachten van Bruckner over geld en rijkdom voor jou op een rijtje om het nieuwe jaar goed te beginnen.
Vervelen de rijken zich?
Gedurende lange tijd waren de hoogste klassen van onze samenleving het vleesgeworden verbond tussen beschaving, schoonheid en wellevendheid. Niet alleen kenden ze geen armoede, maar brachten bovendien de menselijke verfijning tot een ongekend hoog niveau.
Tegelijkertijd ontstond volgens Bruckner met dat beeld ook een ander cliché, namelijk dat van de ellende van de groten. De rijken zouden zich vervelen. Door hun gedwongen nietsdoen leiden ze een leeg bestaan en omdat ze niet weten hoe de tijd te doden brengen ze hem door met het rusteloos najagen van nieuwe genoegens.
Toegegeven, het is een handig cliché: het stelt de bezitlozen in staat hun levensomstandigheden te verdragen, want hun ‘meesters’ hadden een oneindig veel 'zwaarder' bestaan.
Antwoord: neen. Verveling trekt zich niets aan van de grenzen tussen de klassen en heeft zich inmiddels ook ruim verspreid over de werkomgeving. Veel werknemers vervelen zich door op het werk.
Zijn de rijken een inspiratiebron?
Volgens Bruckner is een rijke niets anders dan een arme die succesvol is. Als voorbeeld verwijst hij naar de vele dertigers die eind jaren ’90 miljonair werden dankzij de nieuwe technologieën.
We blijven het leven van de machtigen nauwlettend in de gaten houden en betwijfelen inmiddels indien het geluk uitsluitend bij hen neergestreken is. We bewonderen hun vasthoudendheid, hun ondernemingszin, het geniale idee waarmee ze uit de duisternis omhooggeschoten zijn naar het licht, hun veroveringsdrang en hun gevoel voor timing. Maar de inspiratiebron voor onze ambities zijn ze doorgaans niet.
Is er iemand die droomt om het leven te leiden van een topman van een onderneming wiens leven even opwindend lijkt als dat van de eerste de beste kantoorbediende?
Antwoord: neen. Het zijn volgens Bruckner niet zozeer de ‘hoge heren’ die hoog spel spelen, maar de 'kleinburgers' die over grote middelen beschikken.
Is het milieu van de rijken boeiend?
Welgestelden beginnen altijd met zich te omringen met bedienden en tussen henzelf en de wereld een leger van tussenpersonen te plaatsen. Ze baseren zich op het tweeledige principe van zichtbaarheid en afzondering. Een beetje zoals de royals.
Vanwege hun positie zijn ze gebonden aan codes en aan een strikte moraal. Ze onderhouden zelfs sterkere banden met de traditie dan elders het geval is. Op een paar excentriekelingen na raakt iedereen die de top van de piramide bereikt in de greep van discipline en conformisme: de berg is voorbestemd om een getto te worden.
Antwoord: neen. Wat de wereld van het kapitaal zo saai en treurig maakt is dat er geen uitwisselingen plaatsvinden, dat het een gesloten, autistische wereld is. Het is alsof het geld slechts dag en nacht circuleert zodat de bezitters ervan verstard op hun plaats kunnen blijven.
Is geld verwerpelijk?
Geld is volgens Bruckner een ‘noodzakelijke immoraliteit’ in de samenleving, zolang zijn macht maar wordt ingedamd en gecontroleerd. Het doorbreekt immers alle hiërarchieën die met afkomst en maatschappelijk succes samenhangen.
We moeten in de eerste plaats iedereen wantrouwen die zijn minachting voor het gouden kalf rondbazuint. Wees er maar zeker van dat hij het diep in zijn hart koestert of er alleen maar van droomt het anderen afhandig te maken.
Geld heeft volgens Bruckner het voordeel dat het een middel is om onze individuele vrijheid te beschermen, de maatschappelijke verhoudingen van allerlei affectieve banden te zuiveren en een zekere autonomie te bereiken.
Neen. Niets is immers walgelijker en zieker dan de manier waarop sommige christelijke dogmatici de armoede prijzen, alsof dat op zichzelf al een hogere deugd was.
Is geld substituut voor het grote geluk?
Het blijkt net zo min mogelijk geld te minachten als het te aanbidden. Het komt volgens Bruckner in zoverre overeen het geluk dat het een abstractie is en potentieel alle mogelijke genoegens in zich verenigt. Daarmee kan ik allerlei dingen virtueel bezitten zonder me aan hun materiële aanwezigheid te hoeven belasten. Bovendien is geld verdienen, dat vaak prettiger is dan erover beschikken, de snelste weg naar het geluk. We slaan immers allerlei tussenstadia over om de buit binnen te halen. Zijn boterham verdienen is een last, snel rijk worden daarentegen een spel met een sterke erotische lading.
Neen. Het gevaar is dat het zich presenteert als een substituut voor het grote geluk. Als het tot afgod en doel is verheven, wordt het zo begeerlijk dat al het andere zin aantrekkingskracht verliest.
Is het salaris van de topman van een onderneming een vergoeding voor zijn deskundigheid?
Als het hoofd van een onderneming een geldbedrag in zijn zak steekt dat het salaris van zijn werknemers honderden malen overtreft, dan pronkt hij volgens Bruckner niet met zijn deskundigheid en verdiensten, maar met een pure wil tot macht die in zijn ‘vergoeding’ weerspiegeld wordt.
Hij geniet ervan als hij iets voor de neus van de anderen wegkaapt en zijn gelijken kan overbluffen. Helaas is er in dergelijke steekspelletjes altijd baas boven baas. Er is altijd een magnaat die hem in de schaduw stelt. Naarmate zijn banksaldo groeit, neemt ook zijn frustratie toe en verheugt hij zich minder om zijn eigen gewin dan om de nog grotere verdiensten van de anderen.
Er is immers een groot verschil tussen de rijken, de superrijken en de ultrarijken. Ze vallen onder volkomen verschillende categorieën.
Neen. En daarom lijken mensen die veel geld hebben en het niet in dienst stellen van een goed doel, een idee of de kunst zo verschrikkelijk hardvochtig. Daarom wekken ze de indruk in hun leven nooit iets te hebben bereikt.
Telt iedereen zijn geld?
Er zijn, zo stelt Bruckner, de zeldzame momenten in het leven waarop geld weer een puur, ongrijpbaar medium wordt en waarop we over voldoende liquide middelen beschikken om uit te geven zonder ons geld te hoeven tellen of te denken aan de dag van morgen. Geld draagt bij aan onze levensvreugde zolang we er maar niet aan denken, zolang het naar de achtergrond verdwijnt en we onbelemmerd kunnen kopen wat we redelijk achten zonder dat het onze vrijheid van denken in de weg zit. Iemand die niet meer van geld afhankelijk is, weet dat hij niet anders zou gaan leven als hij rijker was.
Ja. Ook de rijken. Voor de meeste mensen werkt geld immers als een soort drug. Hoewel het is bedoeld om ons van alle zorgen te verlossen, wordt het een obsessie, een doel op zich.
Is er een groter genot denkbaar dan met enorme geldstromen te spelen?
Het is moeilijk om een evenwichtige relatie met geld te onderhouden, beweert Bruckner. Ofwel is het een kwelling omdat we het niet hebben of een sta-in-de-weg als we het wel hebben. De begeerte die het wekt is zo allesoverheersend dat we er nauwelijks of geen plezier aan beleven. Geld wordt een droeve hartstocht die alle andere hartstochten verdringt en in getob omslaat. En de waanzin die daaruit voortvloeit houdt verband met de romantiek van de grote getallen, zoals uit sommige vormen van speculatie blijkt.
Neen. In een wereld waar iedereen op de kleintjes let is er geen groter genot denkbaar dan het tarten van de baatzucht door met enorme geldstromen te spelen.
Stelt de nieuwe beweging van het consuminderen de goede vraag?
In Amerika bloeit een nieuwe ethiek van soberheid die instellingen als kredietkaarten, beroepstrouw en de obsessie met erfenissen verwerpt en kiest voor een verstandig beheer van behoeften.
Volgens Bruckner gaat het hier om een mediahype, een tijdelijk berouw aan de vooravond van nieuwe, nog grotere koop- en consumptieorgieën. Toch is het symptomatisch dat er in het hart van de financiële wereld twijfels rijzen over de rechtmatigheid van het systeem en dat er een pleidooi gehouden wordt voor een aangenamer bestaan dat niet volledig beheerst wordt door de logica van het bezit en de kunstmatige beheerte.
Neen. De echte vraag is welke prijs we willen betalen om geld te hebben. Hoeveel plaats willen we er voor vrijmaken? Als we niet bezeten willen worden door ons bezit, dan is het beter om onze uitgaven als manier om onze hartstochten te bevredigen te beperken en en meer ruimte te geven aan de echte liefde en het spirituele in plaats van ons eindeloos in de schulden te steken.
Gelukkig 2024!
foto: Pexels