Het is warm en koud blazen.
Het is nu definitief, het klimaat heeft evenveel krantenkoppen gehaald als corona. Elke dag is het er ergens op de planeet wel te warm, te koud, te nat of te winderig en krijgen we dat in apocalyptische bewoordingen geserveerd. Net als bij corona is ook de statistiek een handige tool om het narratief te voeden. Zo maakte het het Europese observatieprogramma Copernicus vandaag bekend dat juli officieel de warmste maand die ooit op aarde gemeten is.
Dat geeft meteen aan hoe onbelangrijk ons land is in een statistiek. Er is in juli geen enkele postkaart vanuit Blankenberge verstuurd met “het weder is hier goed”. Nee, juli was geen zomermaand. Augustus zou straks aan een inhaalbeweging beginnen, want ook de tweede zomermaand krijgt een onvoldoende. Sterker nog, een steenworp van bij ons, in Nederland, was zes augustus de koudste zes augustus ooit gemeten. In De Bilt werd het zondag een schamele 15,8 graden. Het vorige record ging al eventjes mee: in 1941 was het 15,9 graden.
Ondertussen lezen we elders dat klimaatwetenschappers hadden voorspeld dat juli zeer waarschijnlijk wereldwijd de heetste maand ooit zou worden. Niemand had durven voorspellen dat ze gelijk zouden krijgen. De maand werd gekenmerkt door tal van hittegolven en bosbranden, en was volgens Copernicus 0,33 graden warmer dan juli 2019 – de vorige warmste maand ooit – met een gemiddelde temperatuur van 16,63 graden.
Of het de heetste juli in 120.000 jaar is, wordt niet meegedeeld. Misschien dat de factcheckers daar cijfers over hebben?