In een op zijn zachtst gezegd opmerkelijke zet verscheen recent een niet-bestaande persoon voor het hof van beroep in New York.
Jerome Dewald, een man die zonder advocaat zijn eigen zaak moest bepleiten, dacht het briljante idee te hebben gevonden: waarom zelf stuntelend spreken als je ook een strak gekapte, keurig pratende AI-avatar op het scherm kan zetten?
De virtuele spreker op het scherm had alles: de juiste toon, de juiste kleding, de juiste haarlijn, alles behalve een hartslag en een juridisch diploma.
De rechters hadden al snel door dat er iets niet helemaal legaal aanvoelde. “Is dat de raadsman?” vroeg rechter Manzanet-Daniels, nog voor de avatar goed en wel z’n eerste zin kon afmaken.
Toen Dewald bekende dat hij de spreker zelf gegenereerd had – en dus in feite een deepfake video had ingediend – werd het prompt stil in de zaal. De rechter reageerde licht ontvlambaar: “Het was fijn geweest als u dat even gemeld had.” De video werd meteen afgezet, en hoewel Dewald uiteindelijk wel verder mocht met zijn zaak, was de toon gezet: deze AI-interventie werd allesbehalve geapprecieerd.
Volgens Dewald was zijn bedoeling niet om te misleiden, maar om zijn argumentatie duidelijker en gestructureerder te brengen, iets waarin hij naar eigen zeggen faalt zodra hij zelf moet spreken.
Zijn experiment liep echter uit op een klein schandaal dat de groeiende spanning illustreert tussen technologische innovatie en eeuwenoude juridische etiquette.
In een wereld waar zelfs advocaten AI gebruiken om juridische fictie te produceren, lijkt het slechts een kwestie van tijd vooraleer avatars vaker opduiken in de rechtbank. Alleen… misschien toch eerst even aan de rechter vragen.