Van je buren moet je het hebben. Vorige vrijdag stond in een Nederlandse krant te lezen dat onze kust de lelijkste is ter wereld. Het zijn vooral de appartementsblokken die onze noorderburen storen. De Belgische kustburgemeesters reageren enigszins gepikeerd: “Er komen nochtans meer Nederlanders dan ooit naar hier.”
Het Algemeen Dagblad vond het vrijdag nodig onze kust onder vuur te nemen. Op 200 jaar tijd werd onze kust een ramp. De Nederlanders spraken over ‘betonnen blokkendozen' en waren er als de dood voor dat ook de Nederlandse kust hetzelfde lot zou ondergaan. Eén van de kritikasters was Marc Janssen, directeur van de Nederlandse Stichting Duinbehoud. De man noemde de architectuur een zooitje. Daar heeft de man een reden voor, want projectontwikkelaars hebben hun zinnen op de Nederlandse kust en de man strijdt voor natuurbehoud en openheid.
Dag en nacht verschil
Het valt niet te ontkennen dat de Belgische en Nederlandse kust dag en nacht van elkaar verschillen. Terwijl wij gaan voor ambiance, gezelligheid en lekker eten, draait het in Nederland om rust en ruimte. Niet onlogisch, Nederland heeft maar liefst acht keer zoveel kust. Terwijl wij misschien onze kustlijn te vol hebben gebouwd, kampen zij met een overvloed aan vakantieparken die dicht bij zee liggen en meer en meer inpalmen. Onze zeedijk mag dan vol staan, wij hebben nog wel een fraai hinterland.
Terwijl de Nederlandse kust doods is in de winter, is er bij ons nog wel beleving, zeker in een stad als Oostende. De kustburgemeesters erkennen dat er fouten zijn gemaakt op het vlak van ruimtelijke ordening, maar stippen aan dat er sinds 1993 een Duinendecreet is.
Vorig jaar kwamen er vijf procent meer Nederlanders naar onze kust dan een jaar voordien. In 2022 waren ze goed voor 524.000 overnachtingen en het gemiddelde verblijf is vier dagen. Zo slecht zal het bij ons aan de kust dan toch niet zijn of een Nederlander houdt simpelweg van ‘lelijk’.