Volgens Foreign Policy (FP) volgen de buitenlandse vrijwilligers in Oekraïne het voorbeeld van diegenen die vochten tegen het fascisme in de Spaanse Burgeroorlog eind de jaren 30. Het gaat volgens FP om de 'Internationale Brigades 2.0'.
Die Internationale Brigades waren een republikeinse militaire eenheid die in de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) tegen de rebellerende nationalisten van generaal Francisco Franco vocht.
De eenheid werd gevormd door ongeveer 32.000 vrijwilligers uit meer dan 50 landen. Deze vrijwilligers werden voornamelijk geworven onder sympathisanten van communistische partijen maar er meldden zich ook socialisten, anarchisten en linkse liberalen/libertijnen.
De Belgische vrijwilligers die onlangs naar Oekraïne trokken, hebben het in elk geval minder lang volgehouden dan hun voorgangers in Spanje. Meer dan de helft van die Belgische strijders in Oekraïne is volgens DPG Media teruggekeerd naar ons land. Een strijder: “Ik verloor mijn gehoor na een raketaanval op ons militair kamp” Een andere man: “Ik had geen zin om als buitenlands kanonnenvlees te dienen.” Dat is vreemd aangezien de kans op overlijden per definitie groot is in een militair conflict.
De Spaanse Burgeroorlog was een ander groot conflict dat uitgevochten werd in Spanje van 17 juli 1936 tot 1 april 1939. Het republikeinse leger bestond deels uit vrijwilligers uit alle delen van Europa. Deze vrijwilligers stonden ook wel bekend als de 'Internationale Brigades'.
In het republikeinse leger dienden 10.000 Fransen, 5.000 Duitsers en Oostenrijkers, 5.000 Polen en Oekraïners, 3.200 Italianen, 3.000 Amerikanen, 2.000 Britten, 1.800 Tsjechen, 1.800 Canadezen, 1.800 Hongaren en 1.800 Scandinaviërs. Daarnaast werkten 10.000 buitenlandse artsen en ingenieurs in het republikeinse leger.
Andere bronnen gaan uit van een maximale omvang van 35.000 vrijwilligers, afkomstig uit bijna alle Europese landen, Amerika, Afrika en zelfs China en India. Naar schatting 700 Nederlanders hebben als vrijwilliger gediend in de Internationale Brigades.
In deze Internationale Brigades vochten naar schatting ook 1.700 Belgische antifascisten. Een derde van deze vrijwilligers viel al strijdend, een ander derde werd door de bezetter tijdens weerstandsacties gedood, terechtgesteld door de nazi's of kwam om in concentratiekampen. Eén van de schaarse overlevenden was Albert De Coninck. Hij was destijds een jonge communistische militant, die naar Spanje ging om tegen het fascisme te vechten. Hij maakte daar deel uit van een speciale guerrilla-eenheid.
Aan de andere kant vochten er tienduizenden strijders van verschillende nationaliteiten aan de kant van Franco: tienduizenden Italianen van de Corpo Truppe Volontarie (gestuurd door Mussolini), de Duitsers van het Legioen Condor, maar ook duizenden Ierse, Russische en verschillende Oost-Europese vrijwilligers vochten tegen de Spaanse Republiek. Niet minder belangrijk waren 75.000 tot 100 000 Marokkanen die als eerste-linie-stormtroepen werden ingezet en samen met het Spaanse Vreemdelingenlegioen behoorden tot de effectiefste militaire eenheden van het leger van Franco.
Minder bekend is dat het aantal vrijwilligers van joodse afkomst in de Internationale Brigades relatief hoog was, namelijk ongeveer 25% van het totaal aantal internationale vrijwilligers verdeeld over alle nationaliteiten.
Samengevat gaat de vergelijking tussen de burgeroorlog in Spanje en de oorlog in Oekraïne niet echt op.