Een tijdje terug kreeg onderzoeksrechter Martine Michel deze merkwaardige brief over de Bende van Nijvel. Aangezien we ondertussen toch al weer enkele jaren later zijn, willen we ook aandacht besteden aan de brief. Dat betekent niet dat we achter de (volledige) inhoud staan van de brief, maar aangezien er geen enkel resultaat werd geboekt in die 40 jaar onderzoek, is elke hypothese mogelijk.
Aan de Cel Waals – Brabant – directie
Ter attentie van Onderzoeksrechter mevr. Martine Michel
Geachte mevrouw Michel,
Naar aanleiding van uw oproep op de site van killersbrabant.be, waarin u aangeeft dat er nog steeds behoefte is aan getuigenverklaringen en de bezieling om te willen slagen met het onderzoek naar de Bende van Nijvel, het volgende. Mijn naam is Peter van Haperen, 64 jaar, van beroep jurist en ik ben momenteel woonachtig in Nederland. Op 13 oktober 2011, ben ik op het politiebureau te Zaandijk, Nederland, verhoord door Politiecommissaris Eddy Vos en Inspecteur Rudy Van Poeck, dit op grond van een rechtshulp verzoek aan de Nederlandse collega’s (bijlage 1). Het verhoor was geïnitieerd op grond van een gesprek dat ik had op 5 juni 2011 met drie collega’s van commissaris Vos in het café restaurant Zanzibar aan de Van Sommelsdijckstraat te Paramaribo, Suriname. Deze collega’s waren in Suriname voor de repatriëring van een aldaar gearresteerde Belgische crimineel. Tijdens dat gesprek komen wij te praten over wat toch, gezien mag worden als de grootste onopgehelderde misdaden van de vorige eeuw in België, de aanslagen door de Bende van Nijvel en het onderzoek hiernaar.
We hebben gepraat over opsporingsmethoden en mogelijke verdachten. Ik gaf aan grote twijfels te hebben bij het onderzoek en de gehanteerde methoden. Ook gaf ik aan het vreemd te vinden niet gehoord te zijn in het onderzoek, ondanks het feit dat ik met verscheidene van de verdachten in het onderzoek contact had en diverse trainingen in zelfverdediging en andere technieken aan deze personen gegeven heb. Een van deze trainingen betrof het ‘Obi no Jitsu’, oefeningen met een band, touw of koord, waarbij ik diverse van deze technieken aan de collega’s beschreef o.a. het op zodanige wijze binden dat het slachtoffer zichzelf wurgt, zonder dat je de uiteinden hoeft vast te maken.
Welnu, tijdens het verhoor in Zaandijk, gaf commissaris Vos aan dat de drie voornoemde politiefunctionarissen onafhankelijk van elkaar verklaarden dat ik exact beschreven zou hebben op welke manier José Vanden Eynde vastgebonden was, voordat hij gefolterd en met kogels door het hoofd werd vermoord. Het betrof een speciale manier van vastbinden en Commissaris Vos sprak dan ook van daderinformatie. Op dat moment werd ik dus getransformeerd van getuige in verdachte.
Op mijn vraag of ik nu gezien werd als verdachte in deze zaak, gaf commissaris Vos aan dat ik er zelf over gesproken had en hoe ik hierover had kunnen weten vermits er niets gepubliceerd was over de manier waarop Vanden Eynde was vastgebonden. Daarop vertelde ik aan de commissaris dat ik trainingen verzorgd had in Close Combat en speciale technieken, waaronder vastbindtechnieken met koord en/of touw. Dat deze technieken werden aangeleerd aan de potentiële deelnemers voor een door mij uit te voeren staatsgreep in Suriname en dat deze technieken niet bedoeld waren om daar iemand in België mee vast te binden om gefolterd en/of vermoord te worden. De commissaris liet dat ook zo in het proces verbaal van het verhoor opnemen. Dit was de eerste keer dat ik mijn bedenkingen bij het verhoor kreeg. Ik vond het vreemd dat hij mijn verklaring zonder meer accepteerde. Het was duidelijk dat Vanden Eynde vastgebonden was op de manier zoals door mij beschreven en aan diverse personen aangeleerd maar geen enkele vraag zoals:
Wanneer heb je die trainingen gegeven?
Wie waren de deelnemers aan die trainingen?
Waar werden de trainingen gehouden?
Welke plaats en welke locatie?
Wat was het doel van die trainingen? Wat was de intentie?
Heb je ze nog andere dingen geleerd en zo ja, wat precies?
Waren er meer van dergelijke trainingen? Zo ja, waar was dat en wie waren daarbij?
Hoe werden die technieken uitgevoerd? Kunt u dat demonstreren? Neem mij mee stap voor stap. Leg eens uit?
Denkt u dat de betrokken deelnemers in staat waren om deze technieken daadwerkelijk in de praktijk uit te voeren?
Of enkelen van hen? Wie waren dat? Waarom denkt u dat?
Op dat moment leek het mij beter om mijn mond te houden over mijn bedenkingen in het onderzoek naar de (zogenaamde) zelfmoord van Paul Latinus. Ook hier is sprake van een binding zoals door mij gedoceerd, commissaris Vos had dit kunnen weten als hij had doorgevraagd, wat mij toch een eerste vereiste lijkt voor een speurder. Terug naar Latinus. Deze pleegt ‘zogenaamd’ zelfmoord, enkele uren nadat hij in een telefonisch gesprek met Karel de Lombaerde had medegedeeld dat hij belangrijke dingen over de Bende van Nijvel had ontdekt.
Mireille Houtvinck is degene die Paul heeft gevonden. Ze sneed de telefoonkabel met een keukenmes door. Er bestaat onzekerheid over de stand van ‘ophanging’ toen Latinus voor het eerst werd ontdekt. Dat mevr. Houtvinck de telefoonkabel heeft doorgesneden was niet in het belang van het onderzoek. Doordat het team de oorspronkelijke ophanging niet heeft kunnen constateren was en is er ruimte voor speculatie. Ik heb de foto’s van de reconstructie gezien en vroeg mij daarbij het volgende af. De gebruikte telefoondraad, lijkt niet geschikt voor zelfmoord, maar lijkt op de enscenering van wurgseks, dit beeld was volgens mij de bedoeling, maar werd verstoord doordat mevr. Houtvinck het koord doorsneed. Het hierboven geschetste beeld roept de volgende vragen op:
Is het zeker dat Paul Latinus op het kastje in de kelder stond?
Kan het zijn dat hij op dat kastje zat?
Was hij volledig gekleed? Waren zijn geslachtsdelen bedekt?
Zo ja, is het mogelijk dat mevr. Houtvinck deze bedekt heeft voor of na het lossnijden van het lichaam?
Was er sprake van een enkele lus of een dubbele lus rond de nek? Dat moet duidelijk afleesbaar zijn uit de striemen.
Hoe kom ik bij een dergelijke stelling? Tijdens de voornoemde training werd ook de mogelijkheid besproken dat het wel eens noodzakelijk zou kunnen zijn om iemand vanuit het oogpunt van veiligheid van onszelf of anderen te liquideren. Diverse methoden werden behandeld zowel met als zonder wapens. Eén der deelnemers vroeg daarop of ik ook een methode kon demonstreren, waarbij een liquidatie zou lijken op een zelfmoord of een ongeval. Hierop demonstreerde ik de techniek die indertijd gebruikt werd door een buitenlandse inlichtingendienst, die ik hier verder niet zal noemen.
Het slachtoffer wordt vermoord middels een naaktverwurging of door een overhandse koordverwurging. Bij een ‘naaktverwurging’, een zogenaamde bloedverwurging, zijn geen uiterlijke tekenen van een wurging te zien. Het slachtoffer verliest na 3 tot 4 seconden het bewustzijn en is dood na ongeveer 40 á 45 seconden. Het koord kan hierna overal rond de nek bevestigd worden. Bij een overhandse ‘koordverwurging’, een bloed- en ademhalingsverwurging, moet nadien het koord exact in de ontstane wurgsporen teruggeplaatst worden, moeilijk, maar niet onmogelijk.
Alleen bij een degelijke sectie zal de ongelijke druk toonbaar worden. Na de wurging wordt het lichaam van het slachtoffer op een dusdanige wijze neergehangen, zodat het lijkt op een verstikking, terwijl het slachtoffer bezig is aan zijn gerief te komen middels masturbatie. Anders dan bij zelfmoord volgt er in het algemeen geen uitgebreid onderzoek en een geraadpleegde arts geeft vaak, omdat de naaste familie zich gegeneerd voelt, snel een verklaring van natuurlijk overlijden af.
Twee personen zijn gesignaleerd rond de tijd van de dood van Latinus in de buurt van de woning in Court-Saint-Etienne. Laten die twee nu net aanwezig geweest zijn bij de oefeningen om een liquidatie er uit te laten zien als uit de hand gelopen wurgseks. Ook nu weer, toeval? Tijdens het verhoor, vroeg commissaris Vos mij ook naar een vroegere werkgever, de casino-eigenaar Jean Berbin, die ik had leren kennen in een illegaal casino in Groningen, waar ik de beveiliging van regelde. Het bleek dat Berbin in de periode van de raids van de Bende van Nijvel een casino runde in Charleroi. In dat casino zouden verscheidene personen die van bendeactiviteiten verdacht werden, regelmatig aan de speeltafels gesignaleerd zijn. Hij vroeg mij daarop of er ook in het Groningse casino, mensen met een Franstalige achtergrond kwamen.
Ik vertelde hem dat er alleen in de beginperiode Franstalige Belgen in het casino aanwezig waren die door mij weggestuurd zijn, dit na aanleiding van een conflict tussen Jean Berbin en zijn compagnon, de Nederlander Bob Luiten. Dit wegzenden was bedoeld om het conflict niet verder te laten escaleren. Ook gaf ik toen aan dat het geen figuren betrof die ik er van verdacht banden met de Bende van Nijvel te hebben maar dat ik dat gevoel wel had over een daar indertijd werkzame croupier met de voornaam Luc. Deze Luc woonde samen met een Zuid-Molukse, die later zwanger van hem raakte. In het nagesprek, waar ik zo op terugkom, vertelde commissaris Vos dat hij die Luc niet kon traceren. Ik vertelde hem dat ik gemakkelijk zijn adres kon achterhalen omdat de betreffende vriendin tot mijn kennissenkring hoorde. De commissaris zou hier nog contact met mij over opnemen. Het zal u niet verbazen, dat ook dit niet is gebeurd.
Daarna wilde commissaris Vos mij foto’s laten zien. Gelet op het voorgaande, beschuldigd worden van betrokkenheid, was ik hier erg voorzichtig in. Ik vroeg mij af met welk doel, de commissaris mij bepaalde foto’s liet zien. Vooral nadat ik merkte dat er geen enkele reactie kwam nadat ik personen op foto’s herkende en dat ook aangaf. Als voorbeeld, Ferrari Calmette, geen reactie, zoals:
Hoe ken je hem?
Ken je hem uit het vechtsportcircuit?
Ken je hem ook op andere wijze?
Waar hebben jullie elkaar ontmoet?
Hoe vaak hebben jullie elkaar ontmoet?
Wat deden jullie dan samen?
Wie waren daar nog meer bij?
Was Calmette ook bij de trainingen in de genoemde vastbindtechnieken?
Kan hij degene geweest zijn die VDE vastgebonden heeft?
Kan hij die bindtechnieken aan anderen aangeleerd hebben?
Heb je een reden voor om dat te denken?
Alleen maar een paar vragen die de commissaris had kunnen en zelfs had moeten stellen en dat alleen over die betreffende foto. Ook liet hij me veel foto’s zien van Madani (Dany) Bouhouche in vermomming, die ik er allemaal uithaalde met een verwijzing naar de door Dany gebruikte vermommingendoos. Ook nu weer, geen enkele vraag over de foto’s of de vermommingendoos, alleen over de stem van Dany, een bekend gegeven. Op dat moment wist ik zeker dat de commissaris niets wilde weten. Hij waakte er voor mij vragen te stellen over de door mij aangewezen personen, omdat de antwoorden op die vragen opgenomen zouden worden in het proces-verbaal. Om wat voor reden dan ook wilde de commissaris hier niet mee aan de slag gaan.
Hetzelfde gold voor foto’s van Juan Mendez, die ik zeer goed gekend heb. Ik wist niet alleen wat zijn relatie was met de CIA-agent Carl Armfelt en Faez Al Ajjaz, maar ook wat voor zaken zij samen deden en ook waarom, waar en wanneer. Het wordt vervelend, maar ook nu weer, geen enkele vraag over Mendez. Al met al, een zeer vreemde reactie voor een speurder die zegt er alles aan te doen om de waarheid achter de bende te achterhalen. Ik heb hem dan ook verder niet verteld, wat ik op andere foto’ s door hem getoond heb gezien en ook niet dat ik nog veel meer opmaakte uit het feit dat hij me bepaalde foto’s juist niet liet zien, van slachtoffers en/of verdachten die een rol spelen in het onderzoek.
Om hem uit te testen liet ik bij het tonen van een foto, de naam vallen van Al Ajjaz, en wel bij de foto van Jean Berbin. Let wel, een foto van de man waarvan de commissaris wist dat ik hem moest kennen. De man waar ik lange tijd voor gewerkt heb, maar geen enkele reactie. Hij vroeg niet waarom ik Berbin aanwees als Al Ajjaz of waarom ik zou denken dat dit Al Ajjaz was. Ook niet of ik Al Ajjaz kende en zo ja, waarvan ik hem dan kende. Waarom niet? Wil de commissaris niet weten wie en/of wat er achter de bende schuilgaat? Maar het belangrijkste komt nog. Nadat het proces-verbaal was opgemaakt en ondertekend, vroeg de commissaris of ik de zaterdag daarop nog een gesprek met hem wilde hebben. Hij moest eerst samen met inspecteur Van Poeck naar Groningen en Enschede, dit voor verder onderzoek naar Berbin en ze wilden me dan graag nog even spreken, niet in het kader van verhoor, maar ‘of the record’, om afscheid te nemen. Ook dit bevreemde mij.
Wij hadden afgesproken elkaar zaterdagmorgen 15 oktober te treffen in de hal van het Centraal Station te Amsterdam, bij de Starbucks coffeeshop. Daar bleek het veel te druk te zijn, zodat we besloten naar de stationsrestauratie te gaan op perron 1, daar konden we ongestoord praten. Commissaris Vos deed verslag van de verhoren die hij afgenomen had en gaf aan dat hij tot de conclusie was gekomen dat mijn betrokkenheid bij het casino in Groningen uitsluitend de veiligheid betrof, precies zoals ik hem in het eerdere verhoor verteld had. Na verder over wat koetjes en kalfjes gepraat te hebben, bracht ik het gesprek op het overlijden van Madani Bouhouche en vroeg hem op de man af, of hij wel zeker wist dat Bouhouche dood was. Is er sectie op hem verricht? Is er duidelijk geconstateerd dat het lichaam van Dany was?
Hij werd daar behoorlijk nerveus van en vertelde dat hij foto’s van het lijk gezien had en vertelde er gelijk bij dat je die natuurlijk ook kon manipuleren. Hij zei ook dat hij foto’s gezien had van de nabestaanden, zijn ex-vrouw An Quittner, zijn zoon David en zijn vriendin Claude Bureau, die zijn as uitstrooiden en echt verdrietig waren volgens hem. Alsof ik daar aan zou twijfelen. Ik vertelde hem dus maar, hoe ik daar zo op kwam. In het begin van de jaren ’80, trok ik regelmatig met Dany op, in opdracht van Armfelt, als voorbereiding op de actie in Suriname gepland, waarover later meer. Omdat hij graag Spaans wilde leren, deed ik meestal een cassette met leeropdrachten in de radiocassetterecorder. We namen rijtjes door en corrigeerden elkaar. En praatten over opdrachten, de uitvoering daarvan en de gevolgen.
Tijdens één van onze gesprekken tijdens zo’n rit, vertelde hij mij dat hij een perfect nieuwe identiteit aan kon nemen, zonder dat iemand, ook de autoriteiten niet, enige argwaan zouden koesteren en dat hij daar ongeveer 5 tot 10 jaar voor nodig had. Hiervan was ik niet onder de indruk en dat vertelde ik hem ook. Ik zei dat ik daar wel een veel snellere manier voor kon bedenken. Dit vertelde ik aan commissaris Vos en vertelde daarbij, dat als hij inderdaad nog in leven is, hij dan waarschijnlijk in Spanje zit en dat ik hem dan ook zou kunnen vinden. Ik kende verschillende van zijn contacten in Spanje uit die tijd en wist ook wie hem in dat geval kon en zou willen helpen.
De commissaris probeerde het gesprek gelijk over een andere boeg te gooien en vertelde dat hij met mensen in Fougax-et-Barrineuf had gesproken. Zij hadden hem verteld dat Bouhouche regelmatig bomen velde met een kettingzaag en dat deze mensen hem gewaarschuwd hadden voor de manier waarop hij dat deed, volgens hen was dat levensgevaarlijk. Commissaris Vos demonstreerde daarop, het heen en weer zwaaien ven een denkbeeldige kettingzaag op borsthoogte. Hij vertelde ook dat Bouhouche toen hij opgepakt werd, naar Paraguay wilde vluchten, dat dit de reden was waarom hij Spaans wilde leren. Op mijn vraag, ‘en waar is hij dan opgepakt?’, kon de commissaris niet anders antwoorden dan, ‘dat was inderdaad in Spanje’.
Geen verdere vragen meer hierover, niet van, hoe hij van plan was dat te doen? Waar hij, als dat waar was, dan zou kunnen verblijven? In welke plaats of plaatsen in Spanje? Wie zijn connecties waren in Spanje? De namen? De verblijfplaatsen? Of ik dat misschien na wilde trekken? Niets van dat alles, geen enkele vraag. De reactie van Commissaris Vos, verbaasde mij ten zeerste. Hij moet toch ook bedenkingen hebben gehad bij het plotselinge overlijden van Bouhouche op een dergelijke manier. Zij kenden elkaar van de rijkswacht, het waren collega’s. De commissaris wist dat Dany een ervaren manipulator was. Maar wat blijkt, alleen op grond van foto’s die hij zegt gezien te hebben, let wel, hij heeft niet eens de afdrukken opgevraagd en in het dossier gestopt, neemt hij voor waar aan dat het Dany was die op een heel vreemde manier zou zijn verongelukt, meer nog, ook nog op stel en sprong wordt gecremeerd. Bij elke andere speurder zouden de haren recht overeind gaan staan maar niet bij onze commissaris. Ondanks zijn 15 jaar ervaring in het bendeonderzoek.
Ik kom nu even terug op het gesprek met Bouhouche en plaats het stukje waar het gesprek ging over de nieuwe identiteit nogmaals en ga vertellen hoe het gesprek dat ik met Dany voerde over de nieuwe identiteit verder ging. Tijdens één van onze gesprekken tijdens zo’n rit, vertelde hij mij dat hij een perfect nieuwe identiteit aan kon nemen, zonder dat iemand, ook de autoriteiten niet, enige argwaan zouden koesteren en dat hij daar ongeveer 5 tot 10 jaar voor nodig had. Hiervan was ik niet onder de indruk en dat vertelde ik hem ook. Ik zei dat ik daar wel een veel snellere manier voor kon bedenken. Ja, was zijn antwoord. ‘Dat kan wel, maar dan ben je plotseling verdwenen en op een andere plaats duikt gelijkertijd een nieuw persoon op. Een speurder kan zoiets makkelijk traceren.’
‘Ik doe dat anders, mocht ik willen verdwijnen, dan zoek ik iemand van mijn postuur, een persoon die weinig contact heeft met familie e.d., vermoord hem en stop hem voor enkele jaren in een vriescel of vrieskist. Ondertussen begin ik geleidelijk aan op een totaal andere plaats onder zijn naam een nieuw bestaan op te bouwen. Eerst via een vakantie en weekenden en na verloop van tijd bouw ik daar een nieuwe toekomst op.’ ‘Als iedereen dan aan mij gewend is, dan haal ik het lijk uit de kist, zet een ongeluk in scene en verdwijn zonder dat iemand zich hoeft af te vragen waar ik ben gebleven. Ik ben legaal verdwenen en duik ook nergens anders plotseling op. Ik leef dan al onder de identiteit van die andere persoon.’ Ik vond het een nogal omslachtig verhaal maar dat was Dany, ver vooruit kijken en voorzorgsmaatregelen treffen. Een meester in logistiek.
Door de vreemde reactie van Commissaris Vos ben ik me toch eens gaan verdiepen in het vreemde verscheiden van Dany en gelijk vallen mij zaken op die niet stroken met de Madani Bouhouche die ik kende. Bijvoorbeeld de reactie van Dany op de waarschuwing over het hanteren van de kettingzaag. Wilde hij niet luisteren? Was hij eigenwijs? Waarom bleef een geordend en redelijk technisch iemand als Madani Bouhouche, toch bomen vellen op wat anderen noemden, ‘een levensgevaarlijke manier’? Simpel, Dany moest een ongeluk met dodelijke afloop kunnen verklaren. De autoriteiten werden zo niet gealarmeerd. Immers de dorpelingen hadden hem al zo vaak gewaarschuwd, maar die eigenwijze Belg moest zo nodig op die levensgevaarlijke wijze doorgaan.
Wij gaan nu het ongeluk analyseren in overeenstemming met wat ik hierboven aangegeven heb en gaan op zoek naar verklaringen en aanknopingspunten:
Dany heeft de dorpelingen voorbereid op de mogelijkheid van een fataal ongeluk doordat hij niet naar de goede raad van ervaren dorpelingen wilde luisteren, door toch op gevaarlijke wijze bomen te vellen;
Wat de dorpelingen vreesden gebeurde, de boom splitste zich of zoals anderen zeggen ontplofte in het gezicht van Bouhouche en hij werd ‘onherkenbaar’ verminkt;
Door die zware klap of ontploffing in het gezicht, wordt het lichaam niet achteruit geslagen zoals je zou verwachten maar integendeel, het lichaam wordt gevonden in voorwaartse positie, op handen en knieën;
Deze positie komt niet overeen met een ontploffing of een gespleten boomstam in het gezicht, maar wel met een lijk dat op handen en knieën in een vrieskist heeft gezeten en in bevroren toestand daar bij de ontplofte of gesplitste boom geplaatst is;
Toevallig heeft Bouhouche een paar maanden voor zijn ‘ongeluk’ gebroken met zijn vriendin Claude Bureau en een nieuwe relatie aangeknoopt met een nogal ‘simpel’ meisje uit het naburige dorp Belesta;
Moest zij hem vinden om ook de terugtocht van Claude Bureau te vergemakkelijken of moest Dany de handen vrij hebben om zijn plannen uit te voeren en kon dat niet omdat Claude hem te veel op de vingers keek of mocht ook zij van niets weten?
Dan het testament: Of Dany met het geld en de schamele bezittingen die daar aanwezig waren, een testament nodig had, waag ik te betwijfelen, maar wie zet er nu in het testament dat het lichaam gelijk gecremeerd moet worden. Zoiets laat je aan de nabestaanden over. Of was Dany bang dat er vingerafdrukken genomen zouden worden en zijn valse identiteit aan het licht zou komen?
Wie heeft Alain Weykamp zo snel verwittigd en wat waren zijn activiteiten na aankomst in Fougax-et-Barrineuf?
Stond er in één van de gîtes die door Dany, voor Alain Weykamp beheerd werden een vrieskist, waar een persoon op handen en knieën voor langere tijd in bewaard kan worden?
Had Dany op een andere plaats in de omgeving de beschikking over een dergelijke vrieskist? Misschien bij zijn vriend, de gendarme Jean Paul Contat?
Is uitgezocht of Alain Weykamp nog steeds eigenaar is van de gîtes in le Domaine de Tony of is ook hij uit die omgeving vertrokken?
Is de identiteit van de gendarme Jean-Paul Contat die, zich bijna gelijktijdig met Bouhouche, in Fougax vestigde, vastgesteld? ook de dorpelingen hadden nogal wat vraagtekens bij deze man;
Woont die bewuste gendarme daar nog steeds of was hij daar alleen om ervoor te zogen dat Bouhouche de tijd en gelegenheid kreeg om een nieuwe identiteit op te bouwen?
Deze gendarme Jean-Paul Contat, heeft speciaal een motorfiets aangeschaft om de honden van Bouhouche te verzorgen. Dit betekent dat Dany regelmatig afwezig was. Is er onderzoek gedaan naar hoe vaak en hoelang Dany dan weg was? Gaf hij een verklaring waar hij naar toe ging? Hij ging in ieder geval niet steeds naar Brussel;
Bouhouche was al vrij, de belangrijkste reden om te verdwijnen, zal geweest zijn, niet in de gaten gehouden te worden door politie en justitie en de mogelijkheid om de opbrengst van de overvallen, voor zover in zijn bezit, uit te kunnen geven en een ander leven te gaan leiden;
Het geld en het goud, kan niet alleen een belangrijk spoor zijn, het moet ook sporen nagelaten hebben. Is ook deze mogelijkheid onderzocht anders dan met een metaaldetector op het terrein rondlopen? Is er nagegaan hoeveel de gîtes in Fougax gekost hebben op welke manier die betaald zijn? Waren de gîtes misschien van Dany, gekocht om zijn verdwijning in scene te zetten?
Zoals u ziet is er nogal wat om te onderzoeken en veel vragen die door de commissaris aan mij gesteld hadden kunnen worden, maar ik gaf het reeds aan, ook nu weer niets.
Maar dit is nog niet alles. Door de vreemde reactie, of eigenlijk geen reactie, op alles wat met het onderzoek te maken kon hebben, vroeg ik aan de commissaris wat of nu eigenlijk de bedoeling was. Wilde hij de mensen opsporen die de bende vormden en waarvan ik wist dat ze steeds in een andere samenstelling opereerden of wilde hij de opdrachtgevers hebben, de mensen achter de bende? De mensen met een reden, welke dan ook, die deze aanslagen uit lieten voeren. De man achter zowel de Bende van Nijvel en de CCC, was volgens mij de CIA-agent Carl Magnus Torsten Armfelt , een goede vriend van Paul Vanden Boeynants en Faez Al Ajjaz en dat vertelde ik dan ook aan commissaris Vos. De commissaris had nog nooit de naam Armfelt horen noemen en was zijn naam ook nooit in een van de documenten in relatie met de Bende van Nijvel tegen gekomen. Wie was dan die Carl Armfelt?
Om een volledig beeld te krijgen, vertel ik eerst iets over mijn eigen geschiedenis en hoe ik via ‘De Dienst’ de opdracht kreeg om een onderzoek te doen, gericht op het plegen van een staatsgreep in Suriname en zo in contact kwam met de diverse Belgische stay behind groeperingen:
Tijdens mijn diensttijd in Suriname in 1968 en 1969, werd ik gerekruteerd voor de Sectie 2 TRIS, de militaire inlichtingendienst van de Troepenmacht in Suriname, door het toenmalige hoofd S2 TRIS, majoor Bavinck en Kapitein D (Dicky) Mekkering. Mijn werkzaamheden daar betroffen het in kaart brengen van leden van linkse partijen, zoeken naar extremistische signalen en naar Cubaanse invloeden. Ik bracht verdachte groepen in beeld en schreef daar rapporten over. Ook verrichtte ik onderzoek onder Poolse vissers en hun communistische connecties in Suriname. Verder was er een opdracht om mij in te laten met de deelnemers aan de grote lerarenstaking van de VOLMEK (Vereniging Onderwijskrachten Middelbaar en Kweekschool Onderwijs) in Paramaribo in 1969. Door deze staking kwam het toenmalige kabinet van de bekende Surinaamse politicus Jopie Pengel ten val.
Na mijn diensttijd werd ik ingelijfd bij een speciale (geheime) sectie van Operatiën en Inlichtingen, vallende onder Interdoc, een bureau gericht op misleiding en desinformatie. Deze sectie, opgericht in 1972 met de naam ‘De Dienst’, was op dezelfde leest geschoeid als het in 1974 opgerichte ‘PIO’, later ‘Résau Miller’ genoemd onder leiding van Jean Bougerol. Zowel ‘De Dienst’ als het PIO, waren strak geleide parallelle inlichtingennetwerken met een cellen structuur en werkten regelmatig samen. Beide diensten stonden onder supervisie van de Amerikaanse CIA-agent Carl Armfelt. Over één van de acties door De Dienst opgezet wil ik u uitgebreid berichten omdat deze actie uitgevoerd werd in samenwerking met het PIO, SDRA 8 en in eerste instantie de WNP. Diverse betrokkenen bij de voorbereiding voor die staatsgreep, zijn later genoemd in relatie tot de Bende van Nijvel. Ik noem u namen en feiten, het is aan u om hier wat mee te doen.
In 1980 kreeg ik de opdracht, na een mislukte staatsgreep in Suriname door de militair Fred Ormskerk, na te gaan of een omwenteling of staatsgreep tot de mogelijkheid behoorde. Na de mislukte putsch van Ormskerk wilde men weten of er meer acties te verwachten waren of, indien men zelf in moest grijpen, hoe zo’n aanvalsplan er uit moest zien en via welke plaatsen Suriname zou kunnen worden binnengevallen. Zouden buurlanden eventueel ondersteuning willen verlenen en dan met name Frans Guyana of Brazilië? Hoeveel manschappen zouden nodig zijn? Van welke nationaliteit en/of etniciteit. Wat voor wapens zijn er nodig? Waar worden die aangeschaft en hoe vervoeren wij die naar de plaats van bestemming? Dit alles was nog slechts ter oriëntatie.
In mei 1981 raakte bij ‘De Dienst’ bekend dat de Surinaamse dictator Desi Bouterse samen met minister Harvey Naarendorp, de huidige Surinaamse ambassadeur in Frankrijk, een bezoek bracht aan Cuba. Dit was een indicatie dat Suriname nu echt de communistische kant opging. Ondertussen was Ronald Reagan president van Amerika geworden. Dat had tot gevolg dat behalve de CIA ook de Defence Intelligence Agency (DIA) en de National Security Councel (NSC), waar Oliver North de leiding had, zich aansloot bij de plannen voor een eventuele overname van Suriname.
Vanaf mei ’81 werd mij verteld om actiever aan het werk te gaan met het voorbereiden van een eventuele overname, zodat wij, indien de gebeurtenissen in Suriname daar aanleiding toe zouden geven, gelijk in konden grijpen. Het leek mij, omdat de opdracht van de Carl Armfelt kwam, op een Amerikaanse operatie maar op mijn vragen hierover kreeg ik te horen dat er geen Amerikanen bij betrokken mochten worden. Armfelt dacht meer aan Nederlanders, Belgen en Fransen. Gedacht werd ook aan huurlingen met een aantoonbare militaire achtergrond. Weer kwamen dezelfde vragen naar voren: welke wapens? Hoe Komen wij aan wapens en vervoer? Hoe wordt de staatsgreep gefinancierd? Maar meer nog, wie nemen de zaken over na de staatsgreep? Was er sprake van een militaire en politieke back up in Suriname?
Vanaf dat moment gingen de trainingen echt van start. Dit ging in samenwerking met het PIO en Westland New Post, Belgische stay behind organisaties opgericht in opdracht van Armfelt. Om de WNP op te richten heeft Armfelt in 1981, Paul Latinus speciaal hiervoor teruggehaald uit Chili. De kosten daarvan zijn via Jean Bougerol betaald. WNP zou een deel van de opleidingen en werving van de manschappen voor zijn rekening nemen. Armfelt gaf duidelijk aan dat de Belgische medewerking gezien werd als een generale repetitie voor een staatsgreep. In die tijd was de macht van Vanden Boeynants tanende en met procedures in het verschiet kon een machtswisseling voor hem wel eens de beste oplossing zijn.
In Nederland werden de trainingsfaciliteiten geregeld door mijn directe meerdere Kolonel Görlitz. Hij zorgde ook voor faciliteiten zoals het gebruik van militaire schietbanen en gezamenlijke militaire trainingen met de Natres (Nationale Militaire Reserve) en de afdeling O & I, de Nederlandse Gladio. Binnen deze groepen werden ook deelnemers voor de coup geworven. Door Armfelt werd ik in contact gebracht met een vriend en zakenpartner van hem, een zich voor journalist uitgevende wapenhandelaar Faez Al Ajjaz, die ik eerder ontmoet had tijdens een opdracht op Cyprus. Deze Al Ajjaz bracht mij in contact met een goede vriend van hem, de huurlingenleider Kolonel Bob Denard, die mij in twee weekenden een spoedcursus gaf in het plegen van een staatsgreep. Later bleek dat Al Ajjaz zowel bij de financiering als de logistiek was betrokken. Hij zorgde voor speciale wapens zoals de XM 18, een soort van granaatwerper in de vorm van een tommy-gun, dit wapen is tegenwoordig bekend onder de naam MM 1.
Ook stelde Armfelt mij voor aan Madani Bouhouche. Er werd mij verteld dat Bouhouche werkzaam was bij de rijkswacht, een excellente schutter met connecties in de wapenhandel, het criminele en huurlingenmilieu. Bouhouche zorgde zelf voor de door hem gewenste speciale aanvalswapens, middels diefstallen uit Nato-depots en door een inbraak op nieuwjaarsnacht 1982 bij de elite eenheid SIE (Speciaal Interventie Eskadron) van de rijkswacht waarbij onder andere moderne Heckler en Koch automatische pistoolmitrailleurs met geluidsdempers en patroonmagazijnen met munitie werden gestolen. Deze wapens waren bestemd voor speciale doelwitten in Suriname. Bouhouche, zou een liquidatieteam leiden om dictator Desi Bouterse, Errol Alibux, Iwan Krolis en Harvey Naarendorp te vermoorden. De rekrutering, financiering en training liep gesmeerd, er was alleen nog geen datum bekend en ook nog geen vervoer richting Suriname geregeld. De vraag was nog steeds, zou het er ooit van komen?
Dat veranderde na de mislukte coup van de luitenant Surendre Rambocus in Suriname, op 11 en 12 maart 1982. Naar aanleiding van die mislukte coup kreeg ik op 15 maart ’82 van mijn meerdere Kurt Görlitz uiteindelijk groen licht om de machtsovername in Suriname uit te werken. Ik produceerde toen een schema waarbij ik er van uit ging dat de machtsomwenteling binnen 300 dagen zou moeten plaatsvinden met een marge van 50 dagen ervoor of erna. Dit schema werd geaccepteerd bij een vergadering in Brussel. Hierbij waren aanwezig, de militaire leiding, mensen van de verschillende diensten, waaronder Kees van den Heuvel, Jean Bougerol, de CIA-agent Carl Armfelt en ook de financier en wapenhandelaar Faez Al Ajjaz.
Er werd gesproken over welke wapens er al waren en wat er verder benodigd was. Op welke manier de omwenteling moest gebeuren. Wie zorgde voor politieke rugdekking. De mate waarin toepassing van geweld was toegestaan. Die toepassing werd ruim geïnterpreteerd, een dodental van 800 tot 1200 slachtoffers werd acceptabel geacht. Tijdens die vergadering werd ik belast met de militaire leiding. Er werd tevens besloten dat er geen Surinamers deel uit zouden maken van mijn team. Armfelt en Van den Heuvel gaven een beeld van de politieke back-up, de mensen die na de machtsovername de nieuwe regering zouden vormen en de ondersteuning door de Surinaamse media.
De oud-president van Suriname, Chin a Sen, had geregeld dat er militaire ondersteuning zou zijn van de tweede militaire man Roy Horb. Horb zou manschappen ter beschikking stellen om na onze inval de orde te helpen handhaven. Wij gingen er wel van uit dat we zelf een eenheid zouden meesturen naar de kazerne om de groep van Horb te controleren. Ook zou Horb vrachtwagens sturen naar het vliegveld Zanderij voor het transport van onze mensen naar de diverse locaties in Suriname. Later bleek dat ik geen rechtstreeks contact kon maken met deze man. Vanaf dat moment was ik niet van plan hem bij de actie te betrekken en zeker niet te laten weten hoe en wanneer de actie precies plaats zou hebben.
Verder vernam ik tijdens die vergadering, dat door of namens de familie Rambocus een groot bedrag ter beschikking was gesteld teneinde meer speciale wapens voor de machtsovername te kunnen kopen. Deze wapens zijn ook inderdaad gekocht. Het ging hier om o.a. een XM 18, thans bekend als de MM 1, een soort tommy-gun waarmee granaten afgeschoten konden worden en honderd LAW’s (antitankwapens) speciaal voor een eventuele aanval op pantserwagens en Fort Zeelandia. Ook is er moderne communicatie apparatuur aangeschaft voor contact tussen de verschillende groepen. De voorwaarde voor het verstrekken van het geld door de familie Rambocus was dat Surendre Rambocus bevrijd moest worden en een taak in de nieuwe militaire leiding zou krijgen.
De streefdatum voor de operatie was inmiddels bekend. Na overleg waren we uitgekomen op de nacht van 24 op 25 december 1982. Voor deze datum hebben we bewust gekozen omdat we er vanuit gingen dat er dan weinig mensen op straat zouden zijn en de bezetting van de Membre Boekoe kazerne minimaal was. Dit om niet te veel slachtoffers te maken.
De staatsgreep zou uitgevoerd worden door 2 pelotons, verdeeld in zes groepen. Elke groep bestaande uit 12 man met een officier als leider. Begin november ’82 kreeg ik te horen dat het vervoer ook geregeld was. Door de CIA was een C-130 (groot militair transport vliegtuig) beschikbaar gesteld. Dit toestel zou vertrekken vanaf Curaçao. Het aanvalsteam zou in kleine groepen naar de plaats van vertrek toegaan. Een groep zou reeds eerder vertrekken om via Frans Guyana naar Suriname te gaan. Deze groep moest de beveiliging bij vliegveld Zanderij uitschakelen en de luchtverkeerstoren bezetten.
Via het Nederlandse leger kregen wij stafkaarten van Suriname toegespeeld en we kregen te horen dat een peloton mariniers op Curaçao, stand-by gehouden zou worden voor het geval er iets mis zou lopen tijdens de operatie. Ook kreeg ik de namen van contactpersonen en van een safehouse, waar ik tijdens of na de coup naar toe kon gaan, voor hulp of informatie. De belangrijkste van die tussenpersonen was Kolonel Bas van Tussenbroek, op dat moment de Nederlandse militaire attaché in Suriname.
De gebeurtenissen van 7 en 8 december 1982 in het Fort Zeelandia zorgden er voor dat de inval niet is doorgegaan. In één klap was onze politieke back-up er niet meer. Na 8 december hadden wij geen contacten meer in Suriname. Het gehele plan voor de machtsomwenteling werd afgeblazen, het ging niet meer door. De situatie daar was erg onzeker. Niemand wilde zich branden op dat moment. Ongeveer midden januari 1983 werd ik benaderd door kolonel Görlitz met de mededeling dat Armfelt nieuwe mogelijkheden zag. Er was sprake van een nieuwe back-up groep in Suriname, zodat de coup misschien toch door kon gaan. Het bleek dat er een deal was gesloten tussen Chin a Sen en Haakmat en dat er met verschillende Surinaamse verzetsgroepen overleg was.
De situatie in Suriname was erg veranderd. Verscheidene van de contactpersonen waren dood of naar Nederland gevlucht. De eerdere plannen moesten wel bijgesteld worden zeker ten aanzien van het Surinaamse gezicht na de coup. Mijn opdracht was om te infiltreren in de Surinaamse verzetsbewegingen om mensen te rekruteren die na de machtsovername gezichtsbepalend zouden zijn, zodat het zou lijken dat de machtsovername alleen een Surinaamse aangelegenheid was. Een moeilijke kwestie daarbij was dat de Surinaamse inbreng zoveel als mogelijk selfsupporting moest zijn, wat inhield dat de verzetsbewegingen zelf de financiële middelen moesten ophoesten voor de militaire trainingen. Door mij werden eerst de verzetsbewegingen in Nederland in kaart gebracht, die bestonden in Amsterdam voornamelijk uit Creolen, in Rotterdam uit Hindoestanen en een groep Javanen onder leiding van de huidige parlementariër Salem Somohardjo.
In die periode lukte het mij een contactman aan te werven, Hans Chelius. Chelius vertelde mij dat hij in Suriname gewerkt had voor de inlichtingendienst van Bouterse. Later vluchtte hij naar Nederland waar hij zich aansloot bij het verzet. Hij zocht de leiders van de bewegingen op en maakte afspraken voor mij met ex-minister president Chin a Sen, de oud-minister van leger en politie Michel van Rey en de oud-minister André Haakmat.
De verzetsbeweging van Chin a Sen bleek het best georganiseerd. Zij beschikten ook over financiers en over contacten bij verschillende geheime diensten. Bij de eerste gesprekken met vertegenwoordigers van deze groep werd er aangegeven dat Chin a Sen zelf al bezig was iets voor te bereiden in Amerika. Dit bevreemde mij omdat Armfelt, met wie ik regelmatig contact had over de voorbereiding, hier niets over had gezegd. Enkele weken voor palmpasen kreeg ik te horen dat Chin a Sen met Somohardjo binnen twee weken in samenwerking met de CIA een coup uit zou voeren met huurlingen via Venezuela. De planning hiervan bleek aan alle kanten te rammelen zodat ik in overleg met Armfelt, Van den Heuvel en Görlitz wat druk zette op Somohardjo, zodat deze de geplande couppoging niet durfde uitvoeren. Behalve met het trainen van de aanvalsgroep ben ik vanaf toen ook gestart met het opleiden van de Surinamers die met ons aan de nieuwe coup mee zouden doen.
Via werving binnen de verzetsbeweging konden wij een groep van 22 man selecteren die een militaire basistraining kregen in de bossen van Drenthe, met de nadruk op de vaardigheden die zij nodig zouden hebben na de machtsovername, zoals het afzetten van wegen, het inrichten van controleposten, het maken van krijgsgevangen etc.. Nadien kregen er 12 mensen een paratraining op Texel, zodat die ook eventueel als versterking gedropt konden worden en volgden 3 mensen waarvan twee piloten een aanvullende vliegopleiding te Lelystad. Het hele verhaal over deze tweede poging tot het overnemen van de macht in Suriname zal ik niet verder beschrijven omdat hier reeds zeer uitgebreid over is verhaald in het boek ‘Het Legergroene Suriname’ van Elma Verheij en Gerard van Westerloo (bijlage 2). Dit verhaal is tot stand gekomen uit gesprekken die zij gevoerd hebben met veel van de betrokkenen maar niet met mij omdat ik in die tijd geen gesprek met hen wilde.
Veel is in dit boek dan ook niet aan bod gekomen omdat de schrijvers hier niet van wisten. Bijvoorbeeld, het faciliteren door de Nederlandse legertop en dan nog wel in de persoon van de hoogste legerofficier van dat moment de generaal Cor de Jager, hij was toen de enige viersterren generaal in Nederland. Op 17 april 1983 heb ik met generaal De Jager een uitgebreid gesprek gevoerd over de uitvoering van de plannen. Dit was op het kasteel van Breda, tijdens de uitreiking van de prins Maurits medaille aan overste Brongers. Deze uitreiking werd georganiseerd door de Koninklijke vereniging ‘Ons Leger’. Na de uitreiking en de daarop volgende taptoe moest ik hem tot in detail informeren over de voortgang, hoe ik precies te werk ging en wat mijn inschatting was op het slagen van de staatsgreep. Ook is nooit gesproken over de rol van Hans Teengs Gerritsen, die mij twee van de piloten liet tonen aan Prins Bernhard op het vliegveld Lelystad, waar de prins een lunch had met zijn vroegere vliegvrienden. Het betrof hier twee piloten van Surinaamse afkomst, een oud-gezagvoerder van de SLM en een gevluchte ex-piloot uit de Surinaamse luchtmacht. Dit impliceert dat prins Bernhard van de voorgenomen staatsgreep op de hoogte was.
Verder is er nooit iets geplaatst over de Belgische betrokkenheid bij de plannen voor de staatsgreep of over de rol hierin van de oud-ministerpresident van België, Paul Vanden Boeynants en zijn vele dubieuze vrienden. Hij zag dat alles als een voorbereiding voor een staatsgreep in België als dat nodig mocht zijn. Er is ook niet geschreven over het Belgische liquidatieteam dat Bouterse c.s. moest vermoorden met een techniek bekend uit het Practical Shooting, de “Pirate, Mammoth, Sniper’ techniek, die later ook werd gebruikt door de Bende van Nijvel. Waarschijnlijk betrof het hier dezelfde mensen; Madani Bouhouche, de zigeuner Farkas, die door iedereen ‘Pinta’ werd genoemd en Claude Delperdange, hoewel er meerdere mensen aan die trainingen meededen en er dan ook steeds sprake was van teams in verschillende samenstellingen. Ook was er regelmatig sprake van een A en een B team, die beiden naar de plaats waar de actie moest plaatsvinden vertrokken en waarbij vaak pas op het laatste moment besloten werd welk team de actie uit zou voeren.
Maar het belangrijkste is denk ik de rol van Carl Armfelt, de spin in het web, van veel gebeurtenissen uit die tijd. Graaf Carl Magnus Torsten Armfelt, geboren op 1 januari 1918, van Zweeds/Finse afkomst, was de zoon van de toenmalige ambassadeur in de Verenigde Staten en kwam voor het eerst in de belangstelling van geheime diensten in Amerika toen hij in februari en maart 1946 moest getuigen voor de Senaatscommissie in Washington, die belast was met het onderzoek naar de onwettige internering van in Amerika geboren inwoners gedurende de tweede wereldoorlog. Het ging over een proces tegen 5 vooraanstaande burgers uit Honolulu en tegen 5 generaals uit het Amerikaanse leger.
Eind van de jaren vijftig zette Armfelt met William Colby in Zweden een stay-behind organisatie op genaamd Sveaborg. Later werd Armfelt naar Nederland gestuurd om Kees van den Heuvel te assisteren bij Interdoc en kreeg tevens de opdracht om stay-behind organisaties op te zetten in België en Nederland. Zowel in Nederland als in België waren reeds stay-behind organisaties maar vanaf het begin van de jaren zestig werd elke nationale stay-behind gedubbeld door een Amerikaans netwerk. In Nederland en in België was dat de taak van Carl Armfelt. In Nederland deed hij dat met het opzetten van ‘De Dienst’ en de WACL (World Anti Communist League) en in België, de WACL, de Westland New Post en was hij volgens mij ook betrokken bij de Bende van Nijvel en misschien vreemd, ook de CCC (Cellules Communistes Combattantes).
Ik kom tot een dergelijke stelling omdat Armfelt in gesprekken die ik met hem voerde, aangaf dat hij een organisatie op zou gaan richten die in staat moest zijn in geval van nood het land te destabiliseren. Dat moest een uiterst rechtse organisatie worden. Hij zei dat tegen mij in de periode dat ik met mensen uit de WNP trainde die er later van verdacht werden leden van de Bende van Nijvel te zijn. Maar het wordt nog vreemder. Hij zei dat hij dan niet alleen een rechtse terreurorganisatie op zou zetten, maar ook een linkse. Niemand weet dan nog waar hij aan toe is en wie er achter zit, waren zijn woorden. Precies zoals het tussen 1982 en 1986 gebeurde in België.
Frappant is ook dat na de laatste aanslag van de bende van Nijvel in november 1985 en de arrestatie van de leden van de CCC op 16 december 1985, negen dagen later, Armfelt zonder enige waarschuwing vooraf, hals over kop, met zijn Poolse vrouw en kinderen naar Port Rowan in Canada vertrok. Er werd toen gesuggereerd dat dit te maken zou hebben met de voorgenomen aanslag op Olaf Palme, volgens mij vluchtte hij uit angst, dat door deze arrestaties zijn rol hierin bekend zou worden. Ook was er sprake van bedreigingen in andere zaken. Op 8 november 2005 is hij in Simcoe, Ontario overleden.
De machtsovername is gestopt na een aanslag op mijn leven. Op 15 juni 1983 zou het vertrek naar Suriname geregeld worden. Ik stond in de hal van het centraal station in Amsterdam te wachten op kolonel Görlitz die mij zou vergezellen naar het verzamelpunt. Tot mijn verbazing ontmoette ik niet hem maar drie mannen die trainden met het liquidatieteam dat Bouterse uit moest schakelen. Zij sloten mij in en vertelden dat zij opdracht hadden mij naar Den Haag te brengen voor een laatste overleg. Het lukte mij om hen te misleiden toen ik enkele politiemensen zag aankomen. Ik wist een van de belagers neer te slaan en kon het op een lopen zetten. Ik ben toen ondergedoken onder een andere naam in een hotelletje in oud-zuid en maakte de andere dag telefonisch contact met Kolonel Görlitz. Hij vertelde mij dat diezelfde nacht, Peter Meijer vermoord was en dat zij het ook op mij gemunt hadden. Peter Meijer was iemand met wie ik contact had over Suriname. Hij was werkzaam geweest bij de militaire missie in Suriname en op de hoogte van de betrokkenheid van Kolonel Valk en zijn missie bij de coup van Desi Bouterse.
Peter Meijer zou die nacht met zijn volkswagen kever uit de bocht gevlogen zijn in een flauwe bocht nabij Delft. Kolonel Görlitz vertelde mij ook dat het ongeluk in scene gezet was en dat het de bedoeling was geweest dat ik samen met Peter Meijer in die auto zou zitten (bijlage 3). Volgens hem waren Armfelt en Van den Heuvel bij de aanslag betrokken en adviseerde mij om ondergedoken te blijven. Kort hierna vertrok ik naar Spanje. Zoals u ziet mevrouw de onderzoeksrechter, een heel verhaal. Ik hoop dat u begrijpt dat ik nogal vraagtekens zet bij het functioneren van commissaris Vos en dus ook bij het functioneren van inspecteur Van Poeck, ook hij zat erbij en hoorde het aan. En ook hij heeft niets laten horen.
Een vreemde geschiedenis, een commissaris die 15 jaar onderzoek doet in een zaak van nationaal belang. Die in dat zelfde onderzoek in die 15 jaar niet één verdachte weet te arresteren. Die aan mij zegt dat hij in het kader van het onderzoek naar de bende nog nooit van ene Carl Armfelt heeft gehoord. Bijna 3 miljoen pagina’s en in geen van die pagina’s iets over de betrokkenheid van Armfelt. Mevrouw de onderzoeksrechter, nogmaals, hier zet ik grote vraagtekens bij. Toch was er reeds in 1990 over Armfelt in relatie met Nederlandse en Belgische stay behind organisaties geschreven (bijlage 4).
De betrokkenheid van de CIA-agent Carl Armfelt in de gebeurtenissen van de eerste helft van de jaren ’80 in België, is lang geheim gebleven. Pas nadat ik in 2008, in een interview met de Nederlandse journalist Gerard van Westerloo, opening van zaken gegeven heb over de leidende rol van Armfelt in de twee geplande coups in Suriname en zijn rol als de man achter zowel de WNP, de WACL, de bende van Nijvel en de CCC, is er pas een eerste onderzoek richting Armfelt op gang gekomen. Gerard van Westerloo wilde graag met mij samen een boek schrijven over die periode maar wilde alles eerst natrekken. Enige tijd later belde hij me zenuwachtig op en vertelde mij dat zijn leven nu ook in gevaar was. En nog later verbrak Van Westerloo alle contacten en heeft nooit meer één letter over zijn lievelingsonderwerp, Suriname geschreven. Hieruit blijkt dat zelfs in 2008, onderzoek hiernaar nog niet veilig was.
Daarna in 2009 heb ik bij de rechter commissaris in Paramaribo, een verklaring afgelegd over de Belgische betrokkenheid (bijlage 5) en ook, omdat er geen enkele reactie kwam van de zijde van het Belgische onderzoeksteam heb ik een groot deel van de informatie op het forum ‘De Bende van Nijvel geplaatst, over de geplande coups in Suriname, de rol van Armfelt, de training , bepaalde deelnemers en wat ik me verder herinnerde, dit onder de naam Insider. De informatie die ik op het forum plaatste was maar een klein gedeelte van wat er allemaal was gebeurd, het was meer bedoeld om reacties uit te lokken en dat is goed gelukt. Op grond van de publicaties is de Belgische journalist Guy Bouten hier ook onderzoek naar gaan doen en komt tot dezelfde conclusies. Armfelt kwam nu ook in beeld, ook bij Bouten heerste de mening dat Armfelt een leidende rol speelde in het hele gebeuren van de jaren ’80.
Dat Guy Bouten de informatie van mij heeft mag duidelijk zijn, hij gebruikt zelfs veel van mijn woorden en zinnen, zoals op het forum door mij gebruikt. Sterker nog, hij begint zijn boek met wat Armfelt mij vertelde over geheimhouding, maar geeft abusievelijk aan dat Armfelt dit tegen Jean Bougerol gezegd zou hebben. Misschien dat hij dacht dat Bougerol als Insider op dat forum was? In ieder geval kunt u aan de datums zien dat Bouten naar aanleiding van mijn publicaties zijn onderzoek gestart is en ik kan niet anders zeggen, met succes.
In zijn boek ‘De Bende van Nijvel en de CIA, beschrijft hij hoe hij het onderzoek naar Armfelt en andere betrokkenen en verdachten heeft uitgevoerd en wat hij daar bij aan de weet is gekomen en zoals u kunt zien komen zijn bevindingen sterk overeen met die van mij. Het klopt niet helemaal, er ontbreken nog al wat zaken, maar hij was duidelijk op de goede weg en heeft veel dingen boven water gehaald. Waarom mevrouw de onderzoeksrechter, kan een amateur onderzoeker zoals de journalist Bouten toch moet worden gezien, die informatie wel vinden en uw speurders niet? En dit terwijl de cel Waals Brabant van mij alle informatie had kunnen krijgen, zoals:
Wie de persoon Carl Armfelt precies was;
Het verleden van Armfelt en waarom hij in Nederland en België actief was;
De verschillende codenamen van Armfelt;
De verschillende stay behind organisaties waarmee Armfelt was geassocieerd;
De rol van Armfelt bij zowel Interdoc als het PIO;
Waar Armfelt zich in België ophield;
Met welke hoge personages hij in België en Nederland omging;
Of de overkoepelende organisatie ‘Burafex’ echt bestond en zo ja, de structuur van deze organisatie;
Wat de doelstelling was van Burafex, waar ze zich mee bezighielden;
Welke personen zitting hadden in Burafex en hun rol in deze organisatie.
U ziet, mevrouw de onderzoeksrechter dat er voor Commissaris Vos, veel te ontdekken was over de daden en de persoon Armfelt. Ik heb reeds gezegd dat ik twijfels had over zijn onderzoek tot dat moment, maar dacht wel dat hij na mijn vragen en aanwijzingen, hard aan de gang zou gaan om de juiste informatie boven water te krijgen en daarna met mij contact op zou nemen voor verdere informatie. Dat vertelde ik hem ook, ik zei: ‘Commissaris, zoekt u eerst eens uit wie en wat Carl Armfelt was en wat hij deed. Ik weet zeker dat u in de loop van volgende week dan weer contact met mij opneemt’.
Helaas mevrouw, van commissaris Eddy Vos, mocht ik nimmer meer vernemen. Of toch wel? Op vrijdag 13 januari 2012 moest ik verschijnen voor de krijgsraad te Paramaribo. Door deze krijgsraad werd ik gehoord over de betrokkenheid van de huidige President van Suriname, Desi Delano Bouterse in de decembermoorden in 1982 en of de geplande coup met de Belgische betrokkenheid hiertoe aanleiding kon zijn geweest. De maandag daarop, 16 januari verschenen er in de meeste Belgische kranten grote artikelen over mijn getuigenis en de Belgische betrokkenheid (bijlage 6). De dag daarop 17 januari vraagt commissaris Vos overplaatsing aan naar een andere dienst (bijlage 7). Ook nu weer toeval? Of was de commissaris bang om zich te moeten verantwoorden voor het feit dat hij van alle zaken afwist maar hier, om welke reden dan ook, geen onderzoek naar heeft gedaan?
Hierover mocht ik vele reacties ontvangen, van zowel Belgen als Nederlanders. Reacties zoals: De ratten verlaten het zinkende schip, wat heeft hij te verbergen? Wist hij er van? Is dat onderzoek doorgestoken kaart? Etc. Ook Belgen overzee moesten zich verantwoorden en trokken hun conclusies (bijlage 8). Alleen het onderzoeksteam zag hier niets vreemds in, althans van hen mocht ik niet vernemen. Zoals u ziet zijn er nog mogelijkheden genoeg om te komen tot een oplossing of in ieder geval een vollediger beeld te krijgen van wat er gebeurde in die woelige jaren.
Mogelijk andere verdachten aan de overvallen dan vermoed werd en waarschijnlijk veel meer verdachten dan eerst verondersteld werd, maar meer nog wie de personen kunnen zijn achter deze wandaden en wat hun motivatie was. Vooral voor de nabestaanden, moet het toch genoegdoening geven om te weten waarom hun geliefden op een dergelijke manier aan hun eind moesten komen. Deze mensen hebben er recht op om te weten wat er precies is gebeurd en waarom. Hoewel dit een lang verhaal mag lijken, het is nog maar een fractie van wat er allemaal speelde destijds, veel namen en gebeurtenissen heb ik bewust nog niet genoemd zodat ik later niet te horen krijg van: ‘’ die informatie hadden wij al’.
Mijn vraag aan u is, mevrouw de onderzoeksrechter, wilt u wat gaan doen met de informatie, hier door mij opgeschreven en zo ja, wat gaat u er mee doen? Graag zou ik hierover op korte termijn van u vernemen en niet weer een jaar geen actie noch reactie’. U mag rustig weten dat ik er ernstig over nadenk om in samenwerking met de media, documentairemakers of de schrijvende pers, zelf onderzoek te gaan doen en het bewijs te gaan leveren van hetgeen hierboven geschreven.
U kunt zich misschien voorstellen mevrouw de onderzoeksrechter, wat een blamage het zou zijn voor u en uw politie- en justitie organisatie als die, samen met mij, zouden slagen, waar de gevestigde onderzoeksinstanties faalden en die nu reeds 30 jaar met lege handen aan de zijlijn staan, om welke reden dan ook. Ik hoop spoedig van u en/of uw team te vernemen. U kunt mij contacten via het bovenstaande adres in de Nederlandse of Franse taal. Zelfs wens ik mij uit te drukken in het Nederlands, waarin ik mij beter in thuis voel, temeer daar ik de laatste dertig jaar weinig in het Frans communiceer.
Met de meeste hoogachting,
P.A. van Haperen
Bijlage: 8
16 november 2012