Nieuw onderzoek naar onze scheergewoontes en de gevolgen daarvan.
In de Amerikaanse Ohio State University hebben ze zich geamuseerd met een onderzoek naar al dan niet geschoren schaamstreken. Met hun studie wilden ze onder andere de eerdere resultaten van een onderzoek in 2016 controleren waaruit bleek een geschoren ‘down under’ het risico op vervelende aandoeningen vergrootte. Daarnaast wilden ze gewoon te weten komen hoe het er, statisch gesproken, tussen de benen aan toe gaat.
Ze ondervroegen 214 vrouwelijke studenten. De kandidaten werden gevraagd naar hun seksleven, soa-verleden en, belangrijk : hun ‘scheergewoonten’. Daaruit bleek dat maar liefst 98 procent van de ondervraagden weleens het schaamhaar scheerde, waarvan 54 procent verschillende keren per maand. In ons land weten we uit een onderzoek van de KU Leuven dat 60 procent zich scheert: 8 op 10 vrouwen en 4 op 10 mannen. Dat maakt dus dat wij Vlamingen hariger zijn de Amerikanen.
In 2016 beweerde de Universiteit van Californië dat de kans op een seksueel overdraagbare aandoening 80 procent hoger lag bij het geschoren deel van de bevolking. De huidige studie spreek dat totaal tegen. 10 procent van de ondervraagden testte positief op gonorroe of chlamydia, maar er bleek geen verschil tussen geschoren of ongeschoren.
Blijft dus de vraag of de kleine wondjes die bij het scheren ontstaan, een hoger risico geven voor ziektes of niet. Daarvoor zullen de kandidaten gevraagd worden of zij zich al dan niet willen laten opvolgen bij hun seks-en scheergedrag.