“Zachte heelmeesters maken vieze wonden.”
“Als je ‘moeilijk bereikbare groepen’ niet durft te benoemen, hoe kan je ze dan bereiken?”, schrijft Dimitri Antonissen in een opiniestuk in HLN.
Brussel brandt, 22% van alle nieuwe besmettingen die in ons land worden vastgesteld, zijn in het hoofdstedelijk gewest, terwijl dat maar goed is voor minder dan 11% van de bevolking. De haarden bevinden zich voornamelijk in amper vier van de negentien Brusselse gemeenten: Brussel-Stad, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek en Anderlecht. Wie de naam van die gemeenten hoort, denkt meteen aan mensen met een etnische achtergrond.
Tweehonderd dagen geleden noemde Marc Van Ranst hen “moeilijk bereikbare groepen”, Erika Vlieghe gebruikt die term vandaag op nieuw. "Hoe komt het toch dat campagnes die mensen zo moeilijk bereiken”, vragen de experten vanop hun ivoren toren zich af. Het antwoord is simpel: Omdat hun schotelantennes niet richting CANVAS staan gedraaid!
In een gesprek met RADIO 1 vertelt een tolk van een Brussels ziekenhuis, dat de allochtonen wel degelijk geïnformeerd zijn, niet door ons, maar door de - onder andere - Turkse tv en door mekaar.
Wat heeft het voor zin om cafés te sluiten als daar de besmettingen niet gebeuren? "Waarom mag een Turk en Marokkaan, niet bij naam genoemd worden als het van belang is voor de volksgezondheid en de economie?", vraagt Antonissen zich af? “Het probleem lijkt dan ook niet de communicatie, maar een gevaarlijke vorm van politieke correctheid. Als je de groepen — of ze nu Afrikaans, Turks, joods-orthodox of Marokkaans zijn — al niet durft te benoemen, hoe kan je ze dan bereiken?”