Het Agustaschandaal was een Belgische strafzaak, wegens corruptie bij de aankoop van Agusta A109-gevechtshelikopters van het Italiaanse bedrijf Agusta door de Luchtcomponent van Defensie in 1988. Agusta had vele miljoenen Belgische franken beloofd en betaald aan politici van de PS en SP om een lucratief contract binnen te halen.
Tijdens het proces in 1998 is er opschudding door brieven die gevonden werden op de computer van Janine De Cloet, de overleden echtgenote van penningmeester van de SP Etienne Mangé. Die zorgden, in volle pleidooien van de verdediging eind 1998, voor een nieuwe wending in het Agusta-Dassault-proces.
In de computer van De Cloet vonden speurders drie versies van een lange brief. Eén ervan was aan Louis Tobback gericht.
Na de zelfdoding van mevrouw Mangé vonden de speurders geen afscheidsbrief. In haar pc vonden ze wel drie lichtjes verschillende versies van eenzelfde lange, bittere brief.
Mevrouw Mangé vertelt erin hoe de Agusta-zaak een verschrikking voor hun familiale leven is geweest. Ze leefde toen gescheiden van haar man. In het ontwerp dat voor Louis Tobback bestemd was, schreef ze: 'Ik heb U vorig jaar in mijn ontreddering gebeld omdat ik in de problemen zat. Etienne liet hier gans de boel schieten. 'U had ervan gehoord', zei U. 'Ik heb Etienne niet gevraagd om Claes, noch anderen te beschermen', zei U. Ik weet het. Maandenlang heb ik over Uw woorden nagedacht. Ik weet zeer goed dat Etienne jullie drie (Claes, Tobback, Vandenbroucke) sprak over 'de gift' van Agusta. Het categorieke njet van U en Vandenbroucke, de uitspraak van Claes 'Wat denkt dat broekventje wel'.
De brief van De Cloet, die werd teruggevonden in haar pc, is volgens de media niet makkelijk te volgen. Het is vooral een bittere, en soms cynische, aanklacht van iemand die ,,gebroken'' is, ,,gek van verdriet'', die vindt dat ze door haar man op een ,,onmenselijke manier (is) geterroriseerd'', ,,gebruikt en misbruikt''.
In verband met de Agusta/Dassault-affaire was Louis Tobback de eerste die Mangé belde nadat hij was aangehouden. Hij zei dat ,,je (Mangé) een tomaat op je neus verdiende en, mocht je stommiteiten begaan hebben, ik en de kinderen op hem konden rekenen''. Mevrouw Mangé schrijft gelaten dat ze wel nooit dé waarheid zal kennen.
“Het is allicht beter dat ik het niet weet. Waarom zou je Claes en (Luc) Wallyn beschermen in plaats van je gezin?''
,,Je hebt me van de Agusta-geschiedenis op de hoogte gebracht en maandenlang heb ik me afgevraagd: waarom die bescherming van Claes en anderen? De papieren die je ondertekende en waarin je alle schuld op je neemt? Ik 'hoor' je nog zeggen, in 1989, nadat je de drie politici had geraadpleegd: 'Als het erop aankomt, is het mijn verantwoordelijkheid niet'.'' Ze citeert ook nog de uitspraak: ,,Wat denkt dat broekventje wel?'', een uitspraak die van Claes zou zijn.
De ,,papieren'' waar De Cloet naar verwijst, zijn volgens de media dan de twee attesten die Mangé in september 1994 op vraag van voormalig SP-topfunctionaris Luc Wallyn en van de Zwitserse advocaten ondertekende om de opheffing van het bankgeheim te voorkomen. In de attesten bevestigde de voormalige SP-penningmeester dat hij 51 miljoen kreeg van Agusta en 60 miljoen van Dassault.
De ,,drie politici'' zijn Frank Vandenbroucke, die begin januari 1989 Karel Van Miert opvolgde als voorzitter van de Vlaamse socialisten, en de toenmalige ministers Louis Tobback en Willy Claes. Die laatste omschreef Vandenbroucke, volgens het citaat dat mevrouw Mangé zich van haar echtgenoot herinnert, dus als ,,Broekventje''. Wat Claes daarmee precies bedoelde, is niet duidelijk.
Mangé had zijn vrouw verteld dat hij geen kant meer opkon. ,,Je kon niet terug, er stond al Agusta-geld op de rekening. Je ontzetting later omdat je toen dacht dat 'die smeerlappen' nog onderhandeld hadden met Aérospatiale ook.''
Toen Frank Vandenbroucke giften voor de SP-nationaal verbood, werd het geld afgeleid naar de SP-federaties. Van de zeven SP-excellenties hebben er volgens advocaat Marc De Kock zes ministers geld ontvangen. ,,Alleen één minister kreeg niets van Mangé: degene die de nieuwe partijvoorzitter Frank Vandenbroucke 'een broekventje' had genoemd - Willy Claes.''
De zaak werd behandeld door het Hof van Cassatie. De procureur-generaal bij het Hof, Eliane Liekendael, trad op als openbaar aanklager. Het Hof veroordeelde de voornaamste betrokkenen op 23 december 1998. Willy Claes kreeg drie jaar gevangenis voorwaardelijk en vijf jaar verbod om een openbare functie uit te oefenen; Guy Coëme en Guy Spitaels werden veroordeeld tot twee jaar gevangenis voorwaardelijk en ook vijf jaar verbod om een openbare functie uit te oefenen. De Franse industrieel Serge Dassault (oorspronkelijk: Bloch) kreeg achttien maanden voorwaardelijk. Ook André Bastien, gewezen kabinetschef van Guy Coëme; Johan Delanghe, gewezen kabinetschef van Willy Claes; PS-medewerker Merry Hermanus; Jean-Louis Mazy, gewezen adjunct-kabinetschef van Guy Coëme; Etienne Mangé, gewezen penningmeester van de SP; François Pirot, naaste medewerker van Guy Coëme; zakenadvocaat Alfons Puelinckx; en Luc Wallyn, gewezen adjunct-nationaal secretaris van de SP, werden veroordeeld.
Etienne Mangé, gewezen penningmeester van de toenmalige SP, overleed later op 66-jarige leeftijd op de Filipijnen.