Voor zij die figuurlijk en niet letterlijk ziek zijn geworden van het coronanieuws, is het volgende eilandje misschien de plaats bij uitstek om even te ontsnappen aan alle ellende.
Tristan da Cunha behoort tot een kleine groep van geïsoleerde eilanden in de Zuid-Atlantische Oceaan. Het ligt meer dan 2.800 kilometer van de kust van Zuid-Afrika en de dichtstbijzijnde landmassa ligt op 1.500 kilometer afstand, waardoor het het meest afgelegen bewoonde eiland ter wereld is.
Wil je er gaan wonen, moet je wel tegen een stootje kunnen. Letterlijk deze keer. Er heerst het hele jaar door namelijk een zware wind en het landschap is tamelijk ruig. Iets waar de 275 inwoners geen last van hebben. Zij maken deel uit van de 80 wonende gezinnen met slechts zeven achternamen. Daar het een Britse buitenpost is, is Engels de officiële taal. Het enige vlakke stuk land waarop de bewoners kunnen leven, beslaat niet meer dan een stuk grasland van zo’n zes kilometer lang en een paar honderd meter breed. De rest van het eiland bestaat uit onbegaanbare, steile kliffen waar de metershoge golven vrijwel permanent tegenaan beuken. Ongeveer een kwart van het vlakke stuk land herbergt de woonhuisjes voor de inwoners, een schooltje, een winkel, een werkplaats, een café, een visfabriek, een ziekenhuisje, een gouvernementshuis en twee kerken: een Anglicaanse en een Rooms Katholieke.
Om Tristan da Cunha te bereiken moet je een flinke tocht maken, want het eiland is alleen per boot bereikbaar met een zes dagen durende tocht vanaf Kaapstad. Jaarlijks vertrekken er maar negen schepen naartoe.
Er zijn op Tristan geen hotels of logementen, jouw komst moet dan ook verplicht vooraf aangekondigd te worden, en dan maar hopen dat een gastgezin je wilt opvangen. Noemenswaardige toeristische attracties zijn er niet, alleen maar de pracht der natuur. Zoals vissen op zee en een bezoek aan het nabijgelegen eiland Nightingale, waar zuidelijke rotspinguïns en inheemse albatrossen voorkomen. Of je kan ook de 2060 meter hoge vulkaan beklimmen die pal in het midden staat.
De eilanders hebben allen een hechte band. Ze zijn namelijk op elkaar aangewezen om te overleven. Hun voornaamste bron van voeding is aardappels, vis en schapenvlees.
Hoewel het afgelegen ligt, is het eiland niet helemaal afgesloten van de wereld. Er is televisie, radio, een online-krant en sinds 2006 een internetcafé.
‘Als je hier stomdronken langs de weg neervalt, dan helpt iemand je overeind. En je hoeft niet bang te zijn dat je wordt beroofd.’ , laat één van de bewoners weten.
En op dit moment van schrijven nog steeds volledig coronavirus-vrij.
Iemand zin om even uit te waaien?