De Bruyne verliest, Tuchel wint.
Twee Engelse ploegen vlogen met hun supporters naar Portugal om daar de finale van de Champions League te spelen. Het moest de avond van Kevin De Bruyne worden, het vervolmaken van een droom. Het werd een nachtmerrie. De Bruyne werd door Antonio Rüdiger met een bodycheck uitgeschakeld. Geen titel, zelfs geen medaille, want de Rode Duivel had medische verzorging nodig.
Of dat gevolgen heeft voor het EK van de Duivels, is op dit moment nog onduidelijk. De Bruyne had sowieso al de gunst gekregen om later af te reizen het kamp van de Duivels en was een week rust gegund. Dat zou nu wel eens een week revalideren kunnen worden. Op 12 juni spelen de Duivels hun eerste match tegen Rusland. Afwachten.
Chelsea deed het dus nog maar een keer. Zij mochten de beker met de grote oren de lucht in steken. Volgens de analisten terecht, en met de hulp van Pep Guardiola – coach van City – die met een tegendraadse opstelling kwam.
Held van de avond is – opvallend – de coach van Chelsea, Thomas Tuchel. Hij zette Chelsea weer op de internationale rails met een aanpak die haaks stond op die van zijn voorganger Frank Lampard: “gegenpressing”. Oftewel: spelen met lef en zelfvertrouwen. En het werkt. Tuchel heeft een team gecreëerd, zonder echte sterren, zonder echte goalgetters, maar als één blok. Elf als één. Tuchel heeft het geflikt om in zes maanden tijd van persona non grata in Parijs, de absolute held te worden in Londen.