Alexander De Croo is gevallen voor een hond. Niet van Italiaanse origine, maar een met Hongaarse roots. Een vizsla zowaar of Hongaarse staande hond.
Die positie zegt natuurlijk niets over de hond (af en toe ligt het beestje zelfs), maar misschien wel over het baasje. Volgens de premier van alle Belgen is een dergelijke vizsla een speelvogel die iedereen kan opbeuren. Dat is altijd handig. Hondenexperts vinden zo’n Hongaarse staande hond een fijne keuze, maar er zal gewandeld en gelopen moeten worden. “Een goede taakverdeling binnen het gezin is belangrijk.” Zelfs in gezinnen zonder een hond is dat nodig.
Zijn liefde voor honden ontstond toen Alexander een jaar of 8 was. Een Franse vriend vertelde me onlangs dat de kleine Alexander gewoon in een kamp gedropt werd door zijn maman. Onze Franse vriend: “We noemden hem le Flamand Rose.” Dat is toevallig. Toen ik zelf een vakantiejob deed op een camping in Frankrijk in de buurt van Bordeaux was dat ook mijn bijnaam. Die Fransen hebben toch weinig fantasie. Op dat vlak zijn de Italianen beter.
Onze Franse bron vertelde dat de kleine Alexander die strafkampen niet echt leuk vond. “Zijn maman reed met hem naar een boerengat ergens in de buurt van Parijs, dropte hem daar bij ons - een groep Franse vervelende kinderen - en vertrok dan nog voor le petit Alexandre het goed doorhad.” Onze Franse bron vertelde dat de kleine Belg of roze flamingo een week lang aan het huilen was. De hond van het kamp werd zijn beste vriend. Vandaar. Alles is verklaarbaar in het leven in tegenstelling tot wat Albert Camus, ook een Fransman, beweerde in zijn boeken.
Zijn maman heeft Alexander overigens wel iets geleerd. "Een taal leer je het snelst tussen de lakens", vertelde ze hem. En Italiaans is een taal die de premier nog niet echt onder de knie heeft. Dat Frans beheerst hij door die Franse strafkampen wel, daar heeft hij geen actrice voor nodig.