De boog kan niet altijd gespannen staan (dat is trouwens niet goed voor de boog heeft een jager me eens uitgelegd) en dat is zeker ook zo in het parlement. Gisteren was er in de Commissie Justitie een merkwaardige verbale interactie tussen een parlementslid en een minister.
Kamerlid Michael Freilich (N-VA) had een vraag over een eventuele versoepeling van de coronaregels voor de Joodse gemeenschap. Freilich: “Mijnheer de minister, ik heb mij altijd al afgevraagd waarom erediensten onder de minister van Justitie vallen. Nu weet ik het: sommigen zeggen dat u zichzelf ziet als God. Dat is natuurlijk een grapje.”
Minister Vincent Van Quickenborne (Open VLD): “Mevrouw de voorzitster (Kristien Van Vaerenbergh), mijnheer Freilich, uw verwijzing naar God vind ik een beetje vreemd. Het enige wat ik in al mijn bescheidenheid over God kan zeggen, is dat God overal is, maar dat Herman De Croo overal is geweest, als ik met een andere grap mag antwoorden.”
De kern van de zaak dan. Er is een mogelijke versoepeling voor het organiseren van religieuze bijeenkomsten, tot 50 personen in de buitenlucht en dat vanaf 1 april. Dat is de dag vóór Goede Vrijdag en de aanvang van het christelijk Paasfeest. Twee weken later zou dan de ramadan starten voor moslims. De Joodse gemeenschap viert echter eveneens Pasen, maar die periode start één week vroeger, op zaterdag 27 maart. Freilich vraagt om de versoepeling vanaf dan te laten ingaan. “Het gaat slechts om enkele dagen en op puur epidemiologisch vlak zou dat volgens mij geen groot verschil maken.”
De minister: “De beslissingen die werden genomen op het Overlegcomité, zijn unaniem genomen. Er is over dit punt geen enkele discussie geweest, van welke regering of welke partij rond de tafel dan ook. De datum van 1 april past binnen een planning, waarbij er respectievelijk op 8 maart, 1 april en 1 mei versoepelingen voor verschillende sectoren in het vooruitzicht worden gesteld. Dat zal echter nog moeten blijken, gelet op de cijfers en de evolutie.”