Inloggen

Log in of maak je account aan.

Wachtwoord vergeten? Registreren
Registreren
Wachtwoord vergeten

Wachtwoord vergeten? Voer je gebruikersnaam of e-mailadres in. Je ontvangt een link via e-mail om een nieuw wachtwoord in te stellen.

Registreren
Start Magazines Zoeken Shop Rubrieken

Dossier Bende van Nijvel: voormalig magistraat verbindt WNP en Groep G aan NAVO en inlichtingendiensten om mysterie te verklaren

Thierry Debels - 29-06-2024

Na de oorlog vroeg de chef van de Britse geheime diensten, Stewart Menzies, aan eerste minister Spaak om samen te werken. 

Paul-Henri Spaak was voor en na de Tweede Wereldoorlog premier. Sir Stewart Graham Menzies (Londen, 30 januari 1890 – aldaar, 29 mei 1968) was het hoofd van MI6, de Britse geheime dienst, van 1939 tot 1952.

Spaak wou dat enkel indien ook de Amerikaanse diensten er in betrokken werden. Daaruit ontstond volgens Walter De Smedt het verdrag van Brussel en later wat wij nu de NAVO noemen.

In 1957 werd Spaak secretaris-generaal van de NAVO als opvolger van Lord Ismay en bleef dit tot 1961.

Walter De Smedt (Dendermonde, 1948) is een Belgisch ex-magistraat, columnist en schrijver.

De Smedt eind 2017 in Apache: “Deze verdragsorganisatie (NAVO) bestaat niet enkel uit een militair luik dat wij allen kennen omdat wij er als dienstplichtige deel van uitgemaakt hebben. Het andere facet, de aan elkaar verbonden Nationale Veiligheidsoverheden en Inlichtingendiensten zijn minder bekend maar even belangrijk.”

Hierin zit volgens hem de voornaamste reden dat de Belgische overheid de geheimhouding over het bestaan en de werking van aan de officiële diensten verbonden parallelle diensten niet kan bekennen. “Het verdrag houdt immers een overdracht van soevereiniteit in. En er zijn ook werkingsregels die de geheimhouding opleggen.”

Het zijn volgens De Smedt de inlichtingendiensten zelf die bepalen wat al of niet geheim is en als het over een bevriende dienst gaat speelt 'de derde regel' waardoor enkel de dienst van oorsprong het geheim kan declassificeren, de graad van geheimhouding kan opheffen.

“Bovendien is het verbreken van die geheimhouding strafbaar. Recentelijk werd er zelfs een wet gemaakt om lekken daarover te vermijden: zwaardere bestraffing en toepassing van bijzondere technieken om de lekken op te sporen.”

De Smedt verbindt die belangrijke informatie aan de Bende van Nijvel. “Stel je voor dat wat nu wordt vermoed officieel zou worden bevestigd. Dat leden van de groep G, een geheime organisatie binnen de rijkswacht samen werkten met extreem rechtse organisaties als de Westland New Post, en de acties binnen het kader van de NAVO gebeurden met als voorgehouden doel de veiligheidsdiensten in ons land te versterken.”

Voor deze piste waren er volgens De Smedt van bij het begin van het onderzoek ernstige aanwijzingen. Dat er gemanipuleerd werd en bepaalde onderzoeken niet behoorlijk werden gedaan was ook snel zichtbaar. Dat werd al duidelijk tijdens de eerste Bendecommissie.

De geschiedenis van Menzies en Spaak is overigens iets complexer dan summier voorgesteld door De Smedt. Er is ook de interferentie van Gladio.

De geschiedenis van de Belgische tak van het Gladio-netwerk begint in 1948 toen Eerste Minister Paul-Henri Spaak en Minister van Justitie Paul Struye de Staatsveiligheid toestemming gaven om met geallieerde inlichtingendiensten te praten over de organisatie van een clandestien stay-behind netwerk.

Deze onderhandelingen vonden voornamelijk plaats met Sir Stewart Menzies van de Britse SIS en vertegenwoordigers van de toen net opgerichte CIA. De expliciete doelstellingen van deze samenwerking werden geschetst in een topgeheime brief van Menzies aan Spaak:

Het huidige doel van [Engels-Belgische samenwerking tussen de speciale diensten] moet gericht zijn op twee hoofddoelen:

De verbetering van onze informatie over het onderwerp van Cominform en potentiële vijandelijke activiteiten voor zover deze onze twee landen betreffen.

De voorbereiding van geschikte inlichtingen- en actieorganisaties in geval van oorlog.

 Sir Stewart Menzies, 27 januari 1949

 De hoeveelheid invloed die in dit vroege stadium aan de CIA werd toegeschreven, varieert van bron tot bron. De CIA had nog geen volledige zeggenschap over het Office of Policy Coordination, dat tot 1952 de Amerikaanse geheime acties aanstuurde.

Tijdens de eerste onderhandelingen stelde Menzies voor om de VS buiten de organisatie te houden, maar Spaak maakte bezwaar tegen verdere ontwikkelingen die niet in een tripartite (België-Groot-Brittannië-Verenigde Staten) of multilaterale setting plaatsvonden. 

In het eindverslag van parlementair onderzoek wordt weinig melding gemaakt van de betrokkenheid van de CIA, maar onderzoeksjournalist Walter de Bock wijst op basis van Pentagon-documenten op de belangrijke rol die de CIA al vroeg in de organisatie speelde en op de feitelijke controle tot 1968.

Ook kolonel Margot klaagt in een interne nota van 8 april 1959 over de invloed van de Amerikaanse inlichtingendiensten op de Belgische tak van het Gladio-netwerk.

Deze eerste onderhandelingen leidden tot een nauwere samenwerking tussen de geheime diensten van de drie landen onder de naam Tripartite Meeting België.

Na deze vergadering werd het Belgische stay-behind netwerk operationeel, maar het duurde tot 4 januari 1952 voordat de eerste formele instructies voor stay-behind operaties werden gegeven aan Ludovicus Caeymaex (Staatsveiligheid) en Generaal Etienne Baele.

De groeiende polarisatie tussen Oost en West en het besef van de noodzaak van continentale samenwerking leidde in 1949 tot de oprichting van het Comité Clandestin de l'Union Occidentale (C.C.U.O.), dat België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en Groot-Brittannië omvatte.

Het C.C.U.O. legde de basis voor de vorming van de NAVO en coördineerde de verschillende stay-behind netwerken in de vijf lidstaten. De functies ervan werden in 1951 overgedragen aan het Clandestine Planning Committee (C.P.C.), een andere NAVO-organisatie, die in 1959 werd omgedoopt tot Coordination and Planning Committee.

Het C.P.C. werkte een plan uit voor de installatie van twee taakgroepen, één voor communicatie en één voor geheime netwerken, een structuur die werd weerspiegeld in het Allied Coordination Committee (A.C.C.) dat in 1958 werd opgericht om het C.P.C. van sommige van zijn taken te ontlasten.

Het A.C.C. bestond uit de leden van de C.C.U.O. plus de VS en coördineerde de stay-behind activiteiten, zoals was bepaald op de eerste bijeenkomst in april 1959 onder Frans toezicht:

Het A.C.C. is een regionaal comité van zes mogendheden voor het voeren van onderling overleg en het ontwikkelen van beleidsrichtlijnen over zaken van gemeenschappelijk belang met betrekking tot achterblijvers in de betrokken West-Europese landen.

Beginselverklaring, 29-30 april 1959

Deze in elkaar grijpende coördinatieorganisaties, zoals het C.P.C. en het A.C.C., hadden aanvankelijk hun hoofdkwartier in Parijs, maar verhuisden samen met SHAPE, het centrale hoofdkwartier van de NAVO, naar Bergen in België na de Franse terugtrekking uit de verenigde NAVO-commandostructuur in 1966.

Na de eerste zes landen werden Duitsland, Italië, Denemarken en Noorwegen lid van de A.C.C.. Hoewel alle landen lid waren van de NAVO, werd een officiële link tussen de A.C.C en de NAVO ontkend. De parlementaire commissie merkte op "... men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er in de praktijk steeds nauwere betrekkingen ontstonden".

In de daaropvolgende decennia werden de stay-behind activiteiten voornamelijk gecoördineerd via A.C.C.-bijeenkomsten. Deze activiteiten bestonden officieel uit (multinationale) trainingsactiviteiten zoals infiltratie, parachutespringen en langeafstandscommunicatie, waarvan er minstens tussen 1972 en 1989 een groot aantal werden gehouden. 

Door het geheimzinnige karakter van het netwerk, het milieu van de verschillende betrokken agenten en de Koude Oorlogsomgeving werden er beschuldigingen geuit dat het stay-behind netwerk in deze periode ook minstens onrechtstreeks betrokken was bij clandestiene acties op Belgische bodem.

De laatste gedocumenteerde vergadering van het A.C.C. vond plaats op 23 en 24 oktober 1990 onder leiding van generaal Van Calster, waar de deelnemers onder meer een inkrimping van het stay-behind netwerk bespraken in het licht van de veranderende internationale verhoudingen.

Dit was de bijeenkomst waar de Italiaanse president Giulio Andreotti naar verwees na de onthulling op 24 oktober 1990 van het bestaan van Gladio in Italië, een onthulling waar verschillende woordvoerders van andere regeringen op reageerden door te beweren dat elke stay-behind in hun eigen land verleden tijd was. Dit irriteerde Andreotti alleen maar en hij verklaarde aan de pers dat de laatste stay-behind bijeenkomst een paar dagen daarvoor nog in België had plaatsgevonden.

Na de ontmaskering van de Italiaanse tak en navraag door Italiaanse ambtenaren bij hun Belgische collega's, maakten minister van Defensie Guy Coëme en premier Wilfried Martens het bestaan van de Belgische tak van het Gladio-netwerk bekend tijdens een persbijeenkomst op 7 november 1990.

De regering besliste op 23 november 1990, enkele dagen na het voorstel voor een parlementair onderzoek, om het netwerk officieel te ontbinden.

Martens loog trouwens over Gladio. Dat hebben we al elders geschreven. 

 

foto: politie rv

 

 

 

 

 

Bende van nijvel

Reacties

Resterende karakters 500
Nieuwsbrief Mis nooit meer het laatste nieuws, exclusieve aanbiedingen en boeiende verhalen van P-magazine! Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief en blijf altijd op de hoogte.
Zoeken