Op maandag 11 mei 2020 stuurt een journalist een e-mail naar het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De journalist levert op vrijdag een stuk aan De Volkskrant aan over vaccintwijfelaars. De journalist vraagt of een reactie van het ministerie voor vrijdag mogelijk is. (zie onder)
Belangrijk is dat er dan nog geen werkzame coronavaccins zijn. Het vaccin van Pfizer en BioNTech wordt dan getest, maar is nog niet beschikbaar.
Een medewerker van het ministerie stuurt die maandag nog snel een eerder geschreven en gebruikt tekstje over vaccinontwikkeling, maar dat beantwoordt niet helemaal aan de vraag van de journalist. Dat meldt de journalist nog die maandagavond. Hij vraagt of het ministerie een concreet plan heeft om de zorgen van vaccintwijfelaars te adresseren. (zie onder)
Dinsdag is er een interne mail op het ministerie over de vraag. Een medewerker van het ministerie: “Wat zullen we hier eens op antwoorden?” Er worden twee mogelijkheden voorgesteld. Een concreet antwoord is er dan nog niet. (zie onder)
Op woensdag 13 mei vraagt een andere medewerker zich af of er dan al een antwoord is voor het stuk in De Volkskrant. “We hebben nog een dag om iets te antwoorden.” (zie onder)
‘s Avonds wordt voorgesteld om de tweede lijn te volgen uit die pistes van dinsdag. Dat is weerwerk bieden op onzinverhalen. “Is dat genoeg of wil je een tekstje?”, vraagt nog een andere persoon.
Of effectief een antwoord gestuurd werd, kon niet uit de gegevens afleid worden. Feit is dat wel veel tijd en energie gestoken werd in iets wat zeer snel afgehandeld had kunnen worden.