Start Magazines Zoeken Shop Rubrieken

Bendedossier: ook onderzoeksrechter Lacroix dacht aan afpersing

Thierry Debels - 12-11-2022

De Bende van Nijvel sloeg in 2 golven toe: in de periode 1982 en 1983 en tijdens een tweede moordende golf in 1985. Het Bende-onderzoek start hierna en wordt begin 1987 (eindelijk) weggehaald uit Nijvel en vooral uit handen van Jean Deprêtre genomen.

Het hele dossier verhuist naar onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix in Charleroi, in het rechtsgebied van procureur-generaal Georges Demanet. Lacroix blijft (slechts) verantwoordelijk voor het dossier tot februari 1990, toen hij werd opgevolgd door Pierre Hennuy. 

Lacroix poneert later in de Kamer een zeer interessante stelling. Lacroix: “Ronquières verbindt alles. Is dat een teken?”

De onderzoeksrechter verwijst naar donderdag 6 november 1986 toen in het kanaal Brussel-Charleroi op de plaats “Large de Fauquez” in Ronquières zakken werden ontdekt met bewijsmateriaal die de feiten van de Bende van Nijvel (uit de eerste en tweede golf) met zekerheid aan elkaar linken.

Lacroix: “Betekent dit dat de wapens werden weggegooid om te laten weten dat de moorden waren afgelopen?” Volgens getuigen werden de zakken daar al net na de ‘hold-up’ van Aalst gegooid (maar pas later 'gevonden'). Het maakt de piste van de ‘racket’ van Christian Smets van de VSSE iets moeilijker. Binnen die hypothese is het wel nog steeds mogelijk dat na Aalst aan de afpersers (bijvoorbeeld via een tussenpersoon) duidelijk werd gesteld dat er toegegeven zou worden aan de eisen. Hierop werden de zakken in het water gegooid.

Lacroix: “Wil men ons daarmee (de zakken met bewijs) het volgende zeggen: ‘Ziehier, stof waarin u uw tanden kunt zetten en waarop u kunt zwoegen, zoek maar voort en blijf maar voortzoeken’? Wat er ook van zij, we hebben geen nieuwe gegevens gevonden uitgaande van de zakken van Ronquières.”

Volgens de onderzoeksrechter kan Ronquières dus op twee manieren geïnterpreteerd kan worden: “Ofwel zegt men ons: ‘zij zoeken’ en maakt men er een warboel van; dat is een mogelijkheid, ofwel zijn er feiten waartussen een onderling verband bestaat.”

Lacroix: “Dat (laatste) was de reden waarom het belangrijk voor ons was om een slachtofferonderzoek te voeren en te zien of er enerzijds al dan niet onderlinge banden bestonden tussen de verschillende slachtoffers en om anderzijds na te gaan wat de mogelijke motieven waren voor elk feit afzonderlijk. Niet enkel de motieven voor de moorden, aangezien de drie moorden (nvdr: hij bedoelt allicht hold-ups) in 1985 vragen doen rijzen! Dus ofwel handelt het zich om afpersing, ofwel om destabilisatie.”

Lacroix nog in de Kamer: "Op een bepaald ogenblik dachten wij: 'Er zijn uitvoerders, en we moeten deze zoeken om ze te verwarren met materiële gegevens. Daarboven zijn er misschien mensen die voor de organisatie instaan? En helemaal bovenaan: een of verschillende opdrachtgevers?”

Lacroix nog: “Ons hoofddoel bestond erin na te gaan of er gemeenschappelijke linken bestonden want als er op dat ogenblik twee personen zijn die achter één en hetzelfde slachtoffer aanzitten voor verschillende feiten wordt de greep die men op hen heeft automatisch groter. Wie zou het bijvoorbeeld tegelijkertijd gemunt hebben op de heer Angelou en op de huisbewaarder van de herberg in Beersel, aangezien ze beiden met dezelfde modus operandi werden gedood en met hetzelfde wapen?”

Lacroix moest echter toegeven dat ook zij dit doel niet hadden bereikt. Het motief, de motieven wellicht, voor de verschillende moorden en aanslagen bleef, bleven, duister.

Bende van nijvel

Reacties

Resterende karakters 500
Nieuwsbrief Mis nooit meer het laatste nieuws, exclusieve aanbiedingen en boeiende verhalen van P-magazine! Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief en blijf altijd op de hoogte.
Zoeken