25 tot 30 procent van de Nederlanders in de leeftijdsgroep 16 tot 39 jaar twijfelt over een booster of heeft al besloten deze niet te nemen. Dat blijkt uit gegevens van de RIVM gedragsunit die de redactie van 'Dit is de Dag' opvroeg. "Het verrast mij niet", zegt hoogleraar immunologie van vaccinaties Debbie van Baarle aan dat medium.
Debbie van Baarle, hoogleraar immunologie aan het UMC Groningen, doet onderzoek naar T-celimmuniteit en vaccinaties. Ook zij waarschuwt voor het te snel op elkaar volgen van boosters: 'Dat kan ertoe leiden dat je T-cellen een beetje lamgeslagen raken', zegt ze in De Volkskrant. 'Het aantal antistoffen zie je dan doorstijgen, maar je hoeveelheid actieve T-cellen wordt mogelijk lager.' Van Baarle vergelijkt het met chronische virusinfecties zoals hiv die voortdurend de afweer blijven prikkelen. Op een gegeven moment raakt de T-celreactie uitgeput.
Een ander mogelijk nadeel van boosteren, is volgens Knack het Hoskins effect (of de 'antigene erfzonde'), dat stelt dat de eerste kennismaking met een virus de beste herinnering vormt voor onze immuniteit. Knack: “Zo zou een lichaamsreactie op griep vooral de nadruk leggen op influenzavirussen uit onze kindertijd. (Covid-19 wordt wel veroorzaakt door een ander virus: een coronavirus, red.) Door herhaaldelijk te boosteren met de originele coronavaccins, zou ons lichaam zijn weerstand tegen de originele Wuhan-stam zodanig gaan verfijnen, waardoor we op de duur misschien minder bestand zijn tegen varianten. Al is het niet zeker of dit fenomeen ook van toepassing is op Covid-19 en zijn vaccins.”
De hypothese van de antigene erfzonde doet al een jaar de ronde in vaccinsceptische middens. Eos: “Net als het bijbels concept is de antigene erfzonde het verhaal van de eerste ontmoeting tussen een naïef wezen (het immuunsysteem) en een gevaarlijke bedreiging (een pathogeen). In de immunologische versie is het lichaam zo gekenmerkt door zijn eerste succesvolle tegenaanval tegen een griepvirus dat elke volgende infectie deze originele antistoffen opnieuw activeert. Het lichaam maakt deze antilichamen zelfs aan wanneer het een pathogeen tegenkomt met een lichtjes andere antigenenreeks, waardoor ons immuunsysteem geen voorraad andere antistoffen aanmaakt die de infectie efficiënter kunnen bestrijden.”
“Viroloog Thomas Francis Jr. kwam het probleem voor het eerst tegen in 1947. Ondanks een groot vaccinatieprogramma in het voorgaande jaar waren studenten aan de University of Michigan ziek geworden van een nieuwe maar gerelateerde griepstam. Wanneer Francis de immuniteit tegen de vaccinstam vergeleek met de afweer tegen het nieuwe virus vond hij dat de studenten wel antilichamen bezaten die de vaccinstam effectief konden bekampen, maar niet het virus dat ze een jaar later opliepen.”
“Francis vermoedde dat het immuunsysteem geen antistoffen ontwikkelt voor elk nieuw virus dat het tegenkomt, maar in de plaats daarvan dezelfde reactie reproduceert voor gelijkaardige virussen die het al kent. Kortom, voorgaande stammen en de volgorde waarin mensen ze krijgen kunnen erg belangrijk zijn om te bepalen hoe goed een persoon latere uitbraken van het steeds variërende griepvirus aankan. Francis noemde het fenomeen de 'antigene erfzonde' – misschien, zoals epidemioloog David Morens en zijn collega’s later suggereerden, ‘in religieuze eerbied voor de schoonheid van wetenschap, of uit duivelsachtig genoegen voorzien door de martini-pauzes waar hij zo verzot op was'.”
Eos nog: “Gedurende de jaren 1960 en 1970 vonden onderzoekers meer bewijs van de antigene erfzonde in mensen en andere dieren terwijl de jaren erna andere studies het bestaan ervan in twijfel trokken. In 2008 bekeken onderzoekers aan Emory University en collega’s het niveau van antistoffen bij vrijwilligers die griepspuitjes hadden gekregen. Ze ontdekten dat hun immuunsysteem effectief de virusstam van het vaccin aankon en besloten dat de antigene erfzonde ‘niet algemeen lijkt voor te komen bij normale, gezonde volwassenen die een griepvaccinatie krijgen.’ De daaropvolgende jaren, daarentegen, ontdekte een andere groep aan de Emory university, geleid door immunoloog Joshy Jacob, dat volledige infectie in muizen met een levend griepvirus – in vergelijking met een niet-actief virus zoals in een vaccin – de immuunreacties voor komende stammen kon belemmeren, wat opnieuw suggereerde dat de antigene erfzonde een belangrijke rol speelt tijdens natuurlijke griepinfecties.”
Kortom, over die antigene erfzonde in het algemeen en in het bijzonder bij Covid-19 is het laatste woord zeker nog niet gezegd. Het is wel een concept dat aandacht verdient.
Van Baarle tot slot: “Er zijn twee soorten antistoffen: een eerste laag (antilichamen,red.) en een T-cellenlaag. We weten dat die eerste laag zijn werking gedeeltelijk heeft verloren tegen de omikronvariant. Van de T-cellen weten we minder details, maar wel dat de variatie die we zien in het virus minder van invloed is op de T-cellen. En die zijn heel belangrijk bij het voorkomen van ziekten.”