Een tweede prik die telt als een derde.
Het klinkt een beetje als ‘De mens landt op de maan”. Hoezo? Dat was in ‘69 toch? Juist. Een beetje laat om er nu mee af te komen. Maar goed, in een niet zo ver verleden kregen 363.000 Belgen een Johnson & Johnson-prikje. Dat werd hen opgelepeld als lekker makkelijk, want je had er maar één van nodig. Je kon dus meteen op reis omdat je als volledig gevaccineerd het leven kon verder zetten.
Uit een Amerikaanse studie die gepubliceerd werd in het vakblad ‘Science’, bleek echter dat het coronavaccin van Johnson & Johnson zes maanden na de toediening nog maar voor 13,1 procent beschermde tegen een besmetting met het coronavirus. Oeps, dat is wel heel weinig. Dat dacht de Hoge Gezondheidsraad (HGR) ook en gaf op 9 november vorig jaar het advies om deze mensen een extra vaccin aan te bieden. Die prik moest er minstens twee maanden na de eerste komen. En, zo redeneerde de Raad, geef ze dan maar een Pfizertje of een Modernaatje, kwestie van zeker te zijn van het spul.
De ministers van Volksgezondheid konden zich daar helemaal in vinden. Begin december gingen de eerste uitnodigingen de deur uit. Nu heeft de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid (IMC) dus groen licht gegeven voor een derde prik. Kunnen we nog volgen? Dan is de tweede prik eigenlijk hun derde prik. Toch?