De natuur deed de Brexit 8.500 jaar geleden al voor, toen de verbinding met het vasteland samen met de gletsjers uit de laatste ijstijd verdween. Ook een volledig land ter grootte van Groot-Brittannië zelf werd in die tijd van de kaart geveegd. Dit is Doggerland, het Atlantis van Europa.
Anuna De Wever en aanhang waarschuwen ons al langer voor de gevaren van de klimaatopwarming. Met temperaturen tot 20 graden midden februari in eigen land, een plaatselijke ijstijd in Chicago, de grootste bosbranden ooit in Californië en zo'n extreme regenval in Australië dat het waterpeil op sommige plaatsen gestegen is tot 'ongezien hoogte', lijkt ook Moeder Natuur waarschuwend met de vinger te zwaaien.
Toch rollen we liever met de ogen elke keer de jeugdige voorvechters van het klimaat opnieuw in beeld verschijnen, dan ze te openen. Het is nochtans al langer geweten dat Europa, met Nederland en Groot-Brittannië voorop, door het stijgende zeeniveau wel eens van de kaart zou kunnen verdwijnen. Ons zou wel eens hetzelfde lot kunnen wachten als dat van de vele inwoners van het prehistorische Doggerland.
Er was eens, in het mesolithicum, de middensteentijd die begon vanaf 10.500 v. Chr., een land dat zich uitstrekte van de oostkust van Groot-Brittannië tot aan Nederland, de westkust van Duitsland en Jutland. Dit groene land werd gekenmerkt door 16.000 kilometer aan lagunes, wadden, stranden, rivieren, moerassen en meren. De Theems, de Seine, de Rijn, Schelde en Maas stroomden als één grote superrivier doorheen dit land dat later Doggerland genoemd zou worden. Dit vormde het perfecte recept voor vruchtbare gronden rijk aan fauna en flora. Doggerland zou wel eens het rijkste jachtgebied van heel Europa geweest kunnen zijn, waardoor het duizenden jaren lang dan ook dichtbevolkt was, tot het in 6.500 v. Chr. onder het wateroppervlak verdween.
Hoewel de mens toen weinig met dat proces te maken had, lag vooral het stijgende zeeniveau aan de basis van het verzinken van Doggerland. De laatste ijstijd, het Weichselien, liep immers op zijn einde en het ijs van de smeltende gletsjers die Scandinavië bedolven, kwam in zee terecht. Het zeeniveau steeg hierdoor met 120 meter. Dit bracht op zijn beurt een postglaciale opheffing teweeg, wat wil zeggen dat het land dat eens door ijs bedekt werd, uiterst langzaam weer hoger kwam te liggen in het zeewater door het afnemende gewicht. In Scandinavië beweegt de aardkorst vandaag de dag zelfs nog steeds omhoog ten gevolge van het einde van het laatste glaciaal. In de gebieden rondom deze opheffing vond dan weer een postglaciale daling plaats. Zo verdween in 6.500 v. Chr. het grootste deel van Doggerland onder water en werd Groot-Brittannië afgescheiden van het continentale Europa.
Slechts een klein deel van Doggerland, een eiland ter grootte van Denemarken, bleef na deze overstromingen boven water. Dat wordt nu nog Doggersbank genoemd, een erg ondiep gedeelte in de Noordzee. Dat overgebleven stukje land werd vermoedelijk getroffen door een megatsunami ten gevolge van de Storegga-aardverschuivingen. Deze aardverschuivingen, de grootste die ooit hebben plaatsgevonden, dienden de genadeklap toe aan de overblijvende beschaving van Doggerland in 6.200 v. Chr. Van deze bewoning werden in de vroege 20ste eeuw nog restanten teruggevonden, zoals prehistorische gereedschappen, wapens en door de mens opgetrokken structuren. Ook skeletten van mammoeten, neushoorns en leeuwen werden opgedolven door vissers. De oceaanbodem verraadt dan weer dat het terrein ooit begroeid was met toendra.
Het zou kunnen dat de mythe van Atlantis uit de verhalen van het verdwijnende Doggerland ontsproten is. Maar wat ons vooral zou moeten bijblijven, is dat het vooral geen goed idee is om het smelten van gletsjers eigenhandig nog wat te versnellen.
[embed]
[/embed]