Eind mei 2020 wordt in Nederland gebakkeleid over bijkomende wetgeving om de coronacrisis aan te pakken. Is de bestaande wetgeving voldoende of moeten er nieuwe noodwetten komen? En welke dan?
In een e-mail van woensdag 20 mei reageert minister Hugo de Jonge op een mogelijk compromis over de tijdelijke wet covidmaatrgelen. Er wordt onderhandeld tussen diverse partijen.
Aanvankelijk had De Jonge slechts een ondersteunende rol bij de bestrijding van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus in Nederland wat onder leiding stond van Minister voor Medische Zorg Bruno Bruins. Bruins zakte echter vlak na de uitbraak in Nederland tijdens een debat op 18 maart 2020 in elkaar en stapte op als minister. De Jonge kreeg vervolgens de verantwoordelijkheid over de bestrijding van het virus.
In die mail stelt De Jonge dat hij niet verantwoordelijk wil zijn van de appreciatie van burgemeesters, voorzitters veiligheidsrisico’s of de minister van Binnenlandse Zaken (BZK). Net als in ons land is die bevoegdheid verdeeld over personen, niveaus en regio’s afhankelijk van het soort risico. Uit een eerdere mail blijkt dat het overleg tussen VWS en BZK moeilijk was.
De Jonge vindt ook dat zijn ministerie (Volksgezondheid, Welzijn en Sport of VWS) meer instrumentarium moet hebben om de crisis aan te pakken, niet minder. De Jonge vraagt dan ook aan zijn ambtenaren om de krijtlijnen hierover goed te bewaren. De Jonge wil overigens die tijdelijke wet ook niet, stelt hij. Hij stelt dat de positie van VWS dus best sterk is.
In een reactie op de mail van de minister stelt een niet nader genoemde ambtenaar dat iemand ‘het bos wordt ingestuurd’. Over wie het gaat, is niet duidelijk.