Een grootschalige studie (peer reviewed en vervolgens gepubliceerd in The Lancet) onderzocht het verschil tussen de mRNA coronavaccins (Pfizer/BioNTech en Moderna) en de vectorvaccins (AstraZeneca en Janssen Pharmaceutica).
De onderzoekers vonden in Randomised Clinical Trials of COVID-19 Vaccines: Do Adenovirus-Vector Vaccines Have Beneficial Non-Specific Effects? opvallend grote verschillen tussen beide types vaccins. Merkwaardig was vooral - zo stellen de onderzoekers zelf - het zeer grote verschil in cardiovasculaire overlijdens (cardiovascular deaths). (zie onder)
De onderzoekers nog: “Op basis van de RCT's (randomised control trials) met de langst mogelijke follow-up hadden mRNA-vaccins geen effect op de totale sterfte ondanks bescherming tegen fatale COVID-19.” De verklaring is dat er meer cardiovasculaire overlijdens in die groep waren.
De onderzoekers: “De twee belangrijkste RCT's van mRNA-vaccins, geproduceerd door Pfizer en Moderna, omvatten 74.193 volwassenen (>16 of >18 jaar) onder wie er 61 sterfgevallen waren (31 vaccinontvangers, 30 placeborecipiënten). Deze vaccins waren niet geassocieerd met een lagere totale mortaliteit, de totale RR zijnde 1,03 (0,63-1,71).” De onderzoekers tot slot: "Vergeleken met de mRNA-vaccins hadden zowel Johnson&Johnson (p=0,01) als AstraZeneca (p=0,15) over het algemeen een lagere mortaliteit.”