In de Commissie voor Gezondheid en Gelijke kansen werd er gisteren pittig gedebatteerd over het coronavaccin voor kinderen. Minister Vandenbroucke speelde een beetje met de woorden door te stellen dat die vaccins ‘speciaal aangepast zijn voor kinderen’. Afgezien van een verschil in de buffer, is het kindervaccin gewoon een lager gedoseerde versie van het vaccin voor volwassenen.
Interessanter was de interventie van kamerlid Kathleen Depoorter (N-VA). Het parlementslid is apotheker van opleiding en kent dus de basisprincipes van vaccins. Depoorter: “De polyethyleenglycollipiden die in de vaccins aanwezig zijn, vormen voor mij wel een bezorgdheid. Die kunnen zwak immunogeen optreden. Wij weten dat er een mogelijkheid bestaat waarbij de immuniteit bepaald, veranderd of bespeeld wordt door die PEG-ketens. Als een kind later MS of een bepaald type kanker ontwikkelt, kan dat bepalend zijn voor de werking van het geneesmiddel. Die bezorgdheid geef ik hier mee en ik vraag om die op te volgen, want het heeft geen zin om halve wetenschap te verkondigen.”
Het kamerlid heeft het over hulpstof 2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159) in het vaccin van Pfizer. Die hulpstoffen van het Pfizer vaccin zijn absoluut noodzakelijk voor de werking volgens de farmaceut.
ALC-0159 is een gePEGyleerd lipide. Lipide betekent dat dit, net als ALC-0315, een vet stofje is. Een vet stofje dat in dit geval nog eens gePEGyleerd is. “Ge-poly-ethyleen-geglycoleerd” zoals de scheikundige zou zeggen. Daarmee bedoelt men dat er een lange staart aan het stofje gebonden is. Het ‘vette’ gedeelte richt zich naar het mRNA binnenin het vetbolletje terwijl de staartjes allemaal naar buiten wijzen. Ze maken het bolletje volgens de farmaceut steviger en zorgen ervoor dat er geen vreemde eiwitten aan kleven.