Historicus Idesbald Goddeeris (KU Leuven) bestudeerde de opengestelde archieven van de Poolse inlichtingendienst en stootte daar naar eigen zeggen op het dossier van de Belgische politicus Jacques Van Offelen.
Jacques Louis Gustave Van Offelen (Isleworth, 18 oktober 1916 - Ukkel, 22 februari 2006) was een Belgisch liberaal politicus.
De Morgen: “Voor de Poolse inlichtingendienst was Van Offelen bekend als ‘Jakub’, een informant die hen wegwijs maakte in de Belgische en Europese politiek. Een soort van James Bond die gevaarlijke missies uitvoerde voor zijn broodheren was Van Offelen niet. Zijn werk bestond vooral uit het doorspelen van rapporten met gevoelige informatie. De onderwerpen daarvan hielden de Polen zorgvuldig bij in zijn dossier.”
“Hij (Van Offelen) kwam voor het eerst in contact met de inlichtingendienst in 1954 op een bijeenkomst om te praten over handelsmogelijkheden tussen Polen en België”, zegt Goddeeris aan De Morgen. “Hij was daar aanwezig als cabinetard (kabinetsmedewerker). Het was Van Offelen zelf die toen het initiatief nam om met de inlichtingendienst samen te werken, wat voor een liberaal toch wel merkwaardig is.”
Polen werd een satellietstaat van de Sovjet-Unie in 1944 en kreeg in 1952 de naam Volksrepubliek Polen.
De Morgen: “Aanvankelijk kreeg Van Offelen (zie foto) als opdracht om Polen in een positief daglicht te stellen. Zijn eerste wapenfeit was dan ook om een artikel te schrijven in de krant La Dernière Heure, waarin hij ervoor pleitte om meer handel te drijven met Polen, dat toen aan de andere kant lag van het IJzeren Gordijn.”
“Die kleine publicatie werd door de inlichtingendienst al onthaald als een groot succes. Van dan af begon hij informatie naar de Polen door te spelen - al was die in het begin nog eerder algemeen. In 1956 sprak hij vervolgens met een Poolse inlichtingenofficier op de Internationale Jaarbeurs van Poznan, die hem overtuigde om nauwer samen te werken.”
Van Offelen stamde uit een Franstalige familie uit Antwerpen en was de zoon van een Vlaamse vader en een Waalse moeder. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet.
In 1943 promoveerde hij doctor in de rechten aan de Universiteit Luik. Beroepshalve werd Van Offelen ambtenaar en docent. Hij werd tevens kabinetsmedewerker of kabinetschef van de ministers Robert Godding, Albert Devèze, Jean Rey en Roger Motz.
Hij werd politiek actief voor de Liberale Partij. Van 1958 tot 1977 zetelde hij voor het arrondissement Brussel in de Kamer van volksvertegenwoordigers en van 1977 tot 1978 was hij rechtstreeks gekozen senator in de Belgische Senaat. Ook was Van Offelen van 1965 tot 1981 gemeenteraadslid en burgemeester van Ukkel en lid van de Brusselse Agglomeratieraad. Bovendien was hij van 1958 tot 1961 minister van Buitenlandse Handel in de Regering-G. Eyskens III en van 1966 tot 1968 minister van Economische Zaken in de Regering-Vanden Boeynants I.
“In de praktijk was hij vanaf dan (1956) een echte geheim agent”, zegt Goddeeris in De Morgen. “In de maanden nadien gaf hij verschillende geheime rapporten door. Die gingen onder meer over een conferentie over de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en over de nucleaire organisatie Euratom. Hij liet de teksten overzetten op microfilm en werd daarvoor betaald.”
De Morgen: “In ruil voor zijn spionageactiviteiten kreeg Van Offelen maandelijks 10.000 Belgische frank (een frank van toen is er nu 8 waard, dus 2.000 euro). Dat geld werd versluisd via een door hem opgericht bedrijf - Socomarex - dat enkel als een dekmantel diende. Ook al kreeg Van Offelen een mooi bedrag (voor die tijd), toch toonde hij zich niet tevreden. Hij was “zeer ontgoocheld omdat hij zich aan een dotatie van een miljoen frank per jaar (8 miljoen frank dus omgerekend) had verwacht”, noteerde de inlichtingendienst.”
De Morgen: “De samenwerking kwam ten einde in 1957 toen een handelsattaché die het contact met hem onderhield, werd teruggeroepen naar Polen. Van Offelen ging hoe langer hoe meer verveeld zitten met de zaak. Toen hij de jaarbeurs in Poznan in 1960 opnieuw bezocht, sprak hij op zijn hotelkamer opnieuw met de veiligheidsdienst. Maar toen sloeg hij alle voorstellen af om hem opnieuw te rekruteren.”
Eerder bracht Goddeeris uit dat ook een andere liberale toppoliticus op de payroll stond van de Polen. Zijn naam was Roger Motz, minister en partijvoorzitter, die bij de inlichtingendienst eerst de codenaam ‘sjeik’ kreeg en later ‘sheriff’. Motz gaf inlichtingen door over Europese organisaties en verkondigde in de media en het parlement Poolse standpunten. Als liberale voorman stond hij ook op de eerste rij bij de Europese eenmaking.
Roger Jean Henri Motz (Schaarbeek, 8 juli 1904 - Brussel, 27 maart 1964) was een Belgisch liberaal politicus. Motz was mijningenieur en beheerder van vennootschapen. Hij was van 1932 tot 1959 gemeenteraadslid van Schaarbeek. In 1939 werd hij verkozen tot liberaal volksvertegenwoordiger voor Brussel en vervulde dit mandaat tot in 1946.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevond hij zich in Engeland en behoorde hij tot de kleine groep parlementsleden die door de regering Pierlot voor allerhande zendingen werden ingezet. Hij behoorde tot wat men de sectie 'propaganda' en 'informatie' kon noemen.
Na de bevrijding werd hij op 26 november 1944 aangesteld tot voorlopig voorzitter van de Liberale Partij. In juni 1945 werd hij officieel verkozen als voorzitter, een functie die Motz bleef uitoefenen tot in januari 1953. In december 1958 werd Motz opnieuw voorzitter van de Liberale Partij, ditmaal tot in mei 1961, toen hij werd opgevolgd door Omer Vanaudenhove. Vanaudenhove vormde de partij enkele maanden later om tot de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang. Van 1952 tot 1958 was hij bovendien voorzitter van de Liberale Internationale. Hij werd in 1946 provinciaal senator voor Brabant en bleef dit tot aan zijn dood. Hij was van 24 januari 1958 tot 26 juni 1958 minister van Economische Zaken in de Regering-Van Acker IV. In 1958 werd hij benoemd tot minister van Staat.
De Morgen: “Ook Motz kreeg financiële compensaties voor zijn werk. Eerst ontving hij geschenken, later kreeg hij via zijn bedrijf Belgarop een monopolie in de Belgisch-Poolse handel. Het inkomen dat hij opstreek was in 1955 twee keer zo hoog als zijn gage als senator.”
Een andere vondst van Goddeeris volgens De Morgen gaat over de historicus Jean Vanwelkenhuysen. Op het einde van de jaren 60 stond hij in contact met een Poolse diplomaat, die in werkelijkheid voor de SB werkte. De diplomaat nodigde hem en zijn echtgenote uit voor een etentje.
Het Ministerie van Openbare Veiligheid, beter bekend als UB of later SB, was de geheime politie, inlichtingen en contraspionagedienst die actief was in de Poolse Volksrepubliek.
De Morgen: “Na vijf flessen wijn, wodka en likeur was Vanwelkenhuysen laveloos.” Zijn gastheer noteerde nadien in zijn rapport voor Warschau dat zijn echtgenote “graag eens over de schreef wou gaan”.
foto: Jack de Nijs voor Anefo - Dutch National Archives via Wikipedia