In Engeland wordt systematisch nagegaan of de burgers antilichamen hebben tegen het stekeleiwit of spike (S) van het coronavirus en het nucleocapside-eiwit (N) dat het RNA van het coronavirus als een mantel omhult. Die laatste antilichamen zijn nuttig voor het detecteren van eerdere blootstelling aan het coronavirus SARS-CoV-2.
Een burger met S-antistoffen kan een infectie doorgemaakt hebben of is gevaccineerd (of beide). Een burger met N-antistoffen en S-antistoffen heeft zeker een infectie doorgemaakt, aangezien het vaccin enkel werkt met de spikes. Hierdoor worden geen N-antistoffen opgewekt. Als deze burgers niet gevaccineerd zijn, dan weten de onderzoekers dat ze de antistoffen enkel door natuurlijke infectie hebben opgewekt.
Het toont overigens nog eens aan dat de bescherming na vaccinatie nooit beter of breder kan zijn dan na een infectie aangezien in dat laatste geval een immuunreactie wordt opgewekt tegen de onderdelen van het volledige virus. Niet alleen tegen de spikes dus, maar ook tegen de andere delen (eiwitten) van het virus zoals het oppervlak of de mantel.
In het wetenschappelijk onderzoek Serological responses and six-month trajectories to COVID-19 Comirnaty and Spikevax booster vaccine, September 2021 to January 2022, London, United Kingdom werd concreet nagegaan wat het effect is van de booster op de antilichamen van burgers.
Op basis van de analyse van die S- en N-antilichamen stelden de onderzoekers vast dat er al een afname van de antistoffen voor de vaccins en de booster werd waargenomen na amper 5 weken. Ter vergelijking: de S-antilichamen in natuurlijk geïnfecteerde, niet-gevaccineerde volwassenen hielden tot (minstens) een jaar na infectie stand. Het wijst volgens de onderzoekers op een verschil in kwaliteit van de immuunrespons.