Onderzoekers ontdekten in 2020 in het ijskoude Siberische permafrost de bijna perfect bewaarde resten van een 35.000 jaar oude sabeltandtijgerwelp. De uiterst zeldzame vondst omvat de bovenste helft van het dier, inclusief de kop en voorpoten, met een vacht die nog in uitzonderlijke staat verkeert. Het nieuws is nu pas bekend, na een studie door Scientific Reports.
De welp werd gevonden in een afgelegen deel van Noordoost-Siberië. Het heeft een dikke, zachte, donkerbruine vacht met haren 20-30 mm en is bijna volledig intact. Zelfs de snorharen en klauwen zijn volledig bewaard gebleven. De roodbruine tint van de vacht en lichtere markeringen rond de kin geven de welp een verrassend herkenbare uitstraling.
Zeldzame vondst
De welp was naar schatting slechts drie weken oud op het moment van overlijden. Sabeltandtijgers, ook wel smilodons genoemd, waren carnivoren die in Europa, Azië, Afrika en Amerika voorkwamen. Ze stierven uit aan het einde van de laatste ijstijd, zo’n 12.000 jaar geleden.
De regio rond de Indigirka-rivier, waar de welp werd gevonden, leverde al eerder fossielen en bewaarde resten van prehistorische dieren op. Recent werden hier ook mammoetbotten en zelfs een wolharige neushoorn met intacte hoorn gevonden. Mummies zoals deze zijn echter zeldzamer en bieden een uniek inzicht in het leven tijdens de ijstijd.
Deze 30.000 jaar oude resten vertonen duidelijke verschillen met moderne grote katachtigen zoals leeuwenwelpen. De sabeltandwelp had een veel bredere nek, grotere poten en ontbrak de typische polskussentjes die bij hedendaagse katten voorkomen.