Alles moet snel gebeuren tegenwoordig.
Het laden van je internetpagina. Je bestelling aan het fastfood-restaurant. Jouw aankoop in de webwinkel wil je de volgende dag al in de bus. Een vaccinatie. De zoektocht naar een nieuw K3'tje.
Ook de kledingindustrie ontsnapt er niet aan. Fast fashion verwijst naar het bedrijfsmodel van bedrijven die snel in weten te spelen op trends. Bedrijven die een zeer korte levertijd hanteren, en dus in no time de laatste trends in hun webshop of winkel kunnen aanbieden.
Maar dat komt met een prijskaartje, niet alleen voor jou maar ook voor de aarde. Wat met al die kleding die tijdens deze trends onverkocht blijven? Tja, die moet ergens gedumpt worden.
Zo ontdekte persbureau AFP dat van de 59.000 ton aan kleren die jaarlijks aankomt in de haven van het Chileens Iquique 39.000 ton terechtkomt op stortplaatsen in de de Atacama-woestijn in Alto Hospicio. Je zou haast niet kunnen zeggen dat het een woestijn is, daar er nauwelijks nog zand valt te bespeuren.
Kleding, kleding en nog eens kleding. Klinkt misschien als muziek in de oren voor jouw innerlijke shopaholic, maar een hel voor Moedertje Natuur. De kleding is niet biologisch afbreekbaar en bevat chemische producten.
Gelukkig proberen nog enkele bedrijven de schade te beperken. Zo gebruikt Zepeda sinds 2018 dit textielafval voor het maken van isolatiemateriaal.
Volgens statistieken van de Britse milieudenktank Ellen McArthur Foundation is de kledingproductie tussen 2004 en 2019 verdubbeld. De gemiddelde consument koopt zo'n 60 procent meer kleding dan twintig jaar geleden, omdat het online shoppen het allemaal zo gemakkelijk heeft gemaakt.
Al die vervuiling die erbij komt te kijken, raakt helaas de koude kleren van de consument niet.