In een recente strafzaak werd een Somaliër in België vervolgd voor een waslijst aan zware feiten: verkrachting van een minderjarig meisje van amper 14 jaar met verzwarende omstandigheden, mensenhandel met het oog op uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting met verzwarende omstandigheden, vrijwillige slagen en verwondingen met verzwarende omstandigheden, onmenselijke behandeling met verzwarende omstandigheden, valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken en willekeurige opsluiting.
De Somalische man werd er concreet van beschuldigd zijn minderjarige ‘echtgenote’ tot seksuele betrekkingen te hebben gedwongen. De geboortedatum van het jonge meisje zou zijn vervalst op haar identiteitsdocumenten en op de Somalische huwelijksakte. Het meisje stelde zich via haar voogd burgerlijke partij.
Het onderzoek werd opgestart toen het meisje in juli 2018 de politie belde. Die trof haar aan op het balkon van het appartement waar ze met haar partner, de beklaagde, woonde.
Het slachtoffer verklaarde dat ze in 2016 gedwongen was om op vijftienjarige leeftijd, via de telefoon, te huwen. Ze kwam in 2017 vanuit Somalië in België aan. Haar moeder zou ervoor gezorgd hebben dat zij een paspoort kreeg met een valse geboortedatum. Haar 'man' zou haar tot seksuele betrekkingen hebben gedwongen. Het appartement mocht ze onder geen beding niet verlaten.
Een leeftijdstest door dokters in ons land wees uit dat het meisje veertien jaar en zes maanden oud was (met een marge van twee jaar). In 2016 was een visum aangevraagd voor gezinshereniging met haar echtgenoot (op grond van een religieus huwelijk dat in 2011 zou hebben plaatsgevonden).
Het meisje werd verschillende keren gehoord, met name via een audiovisueel verhoor. Op zevenjarige leeftijd werd ze in Somalië besneden. Sinds de aanhouding van haar man werden zij en haar familie bedreigd.
Haar man zou haar komst naar België hebben georganiseerd, via Oeganda en door de tussenkomst van een smokkelaar. De papieren zouden in Oeganda zijn geregeld.
Ook de Somalische beklaagde is verhoord. Hij verklaarde dat hij in 2011 met het meisje in Somalië was getrouwd, maar de huwelijksakte zou pas in 2016 zijn opgesteld, omdat hij haar naar België wou laten overkomen. Hij betaalde zijn schoonmoeder 1.500 euro voor het huwelijk en alle reiskosten. Zijn echtgenote was volgens hem ruim meerderjarig. Hij ontkende haar tot seksuele betrekkingen te hebben gedwongen.
In een vonnis van 30 augustus 2019 (in eerste aanleg) heeft de correctionele rechtbank van Oudenaarde verschillende tenlasteleggingen als bewezen beschouwd. Wat de valse documenten betrof, oordeelde de rechtbank dat de Somalische documenten in 2016 waren opgesteld toen de beklaagde dus al in België was. Ze waren nodig om het meisje naar België over te laten komen, waarbij ze als zijn volwassen verloofde werd voorgesteld. Er is vastgesteld dat de geboortedatum en de naam op de Somalische identiteitskaart, de Somalische geboorteakte, de huwelijksdatum en de naam op de huwelijksakte net als de naam op de Belgische verblijfsvergunning vervalst waren.
Ook de verkrachting is bewezen: het huwelijk vond niet plaats in 2011, maar in 2016 toen de beklaagde al in België was. De eerste seksuele betrekkingen gebeurden in 2017 na de aankomst van het meisje in België. Het jonge meisje stemde er niet mee in. Ze had haar echtgenoot nog nooit ontmoet. De rechtbank baseerde zich daarvoor op de herhaalde verklaringen van het slachtoffer en die van de buren die regelmatig geschreeuw hoorden, en op de verklaringen van de beklaagde die vindt dat seksuele betrekkingen een echtelijke plicht zijn.
Wat de mensenhandel betrof, droeg de beklaagde actief bij aan de komst van het jonge meisje naar België, vermoedelijk voor een (gedwongen) huwelijk, door de daaraan verbonden kosten te betalen. Hij ving haar op en buitte haar zelf seksueel uit. De rechtbank wees er in dit verband op dat de wet geen bijzondere vorm van uitbuiting vereist. Door haar minderjarigheid, isolement en afhankelijkheid bevond ze zich in een kwetsbare sociale situatie.
De beklaagde werd ook veroordeeld voor de tenlastelegging onmenselijke behandeling maar werd vrijgesproken voor de tenlasteleggingen opzettelijke slagen en verwondingen en willekeurige opsluiting.
De rechtbank veroordeelde de beklaagde tot een gevangenisstraf van acht jaar en tot een ontzetting uit de rechten. Hij veroordeelde hem ook tot betaling aan de burgerlijke partij van een morele schadevergoeding van 5.000 euro.
In een arrest van 28 februari 2020 heeft het hof van beroep van Gent de in eerste aanleg uitgesproken veroordelingen en vrijspraken bevestigd. Op één punt heeft het hof het vonnis evenwel bijgestuurd: de eerste rechters waren niet bevoegd en veroordeelden de beklaagde dus ten onrechte voor de tenlastelegging verkrachting van een minderjarige ouder dan zestien jaar (aangezien het slachtoffer als jonger dan zestien jaar werd beschouwd) waarvoor de raadkamer had beslist dat er geen reden was tot vervolging. Het hof verzwaarde de straf wel tot twaalf jaar gevangenis. De zaak staat vermeld in het rapport over mensenhandel van Myria.