De ‘Body Mass Index’ of het meten van je BMI, staat al een tijdje ter discussie. Heel wat topsporters hebben bijvoorbeeld een te hoge BMI. Meer en meer kijkt men ondertussen naar de BRI, de ‘Body Roundness Index’.
BMI niet altijd accuraat
Je BMI bereken je door je gewicht te delen door je lengte tot de tweede macht: een eenvoudige formule. Het was een Belg - Adolphe Quetelet - die deze formule al in 1832 bedacht. Mooi, maar ondertussen dus een beetje gedateerd. Heel wat topsporters scoren immers overgewicht met deze formule en sommigen zullen zelfs het label ‘obesitas’ opgekleefd krijgen. Niet onlogisch, de formule houdt amper rekening met de verhouding tussen vet en spieren. Bovendien zijn er ook verschillende types vet en ook daar schiet BMI tekort.
Complexere formule
Niet onlogisch dus dat BRI, de ‘Body Roundness Index', aan belang wint. Deze formule in een stuk complexer namelijk: 364,2 − 365,5 × √(1 − (heupomtrek in cm) / 2π)^2 × (0.5 × lengte in centimeter / 2π)^2.). Een cijfer dat je niet zomaar uit je mouw schudt, maar wel een betere maatstaf of een gewicht gezond is of niet. Met deze formule breng je de buikomtrek in kaart, een veel betere voorspeller.
Je buikomtrek meet je tussen je onderste rib en je bekken. Zit je in de knoop met de formule, dan kan je dokter je vast wel helpen!