Die moesten ze tegen de muur zetten en platsmijten met een olifant…
Bij BMW hebben ze ///M, snelle Mercedessen zijn AMG’s en een rappe Volkswagen-in-maatpak heet RS. Hoe dat RS ooit begon? Dat zullen wij eens vlug vertellen, zie!
In 1990 kwam Audi met een snelle versie van de Audi Coupé en noemde die S2. Die had een 2.2-liter vijfpitter in het vooronder, die 220 pk produceerde. Even later werd de S2 ook verkrijgbaar als sedan en Avant – zoals de stationwagens van Audi heten.
Bij Audi gingen ze ervan uit dat de 80 Avant massaal zou verkopen, en ze hadden dus ook massaal Avant-koetsen geproduceerd. In 1993 kwamen ze tot de conclusie dat ze enkele duizenden Avants hadden staan, waar ze niet van af waren geraakt.
In datzelfde jaar zaten ze bij Porsche met hun vingers te draaien. De 911 verkocht voor geen meter meer, mede door het feit dat er al een nieuwe generatie was aangekondigd. Toen kwamen de concerngenoten op een idee: ‘Wat als we nu eens ‘s werelds snelste stationwagen maakten?’
In totaal werden 2891 Audi S2 Avants voorzien van een quattro vierwielaandrijving en zonder bumpers, stoelen en spiegels naar de Porsche-fabriek in Stuttgart gebracht. Daar werden ze verder aangekleed en de motor aangepakt, waardoor de 2.2-liter nu 316 pk en een koppel van 410 Nm produceerde. Om al dat geweld ook weer een beetje veilig tot stilstand te laten komen, werd de Audi ook nog van Porsche-remmerij voorzien.
En voilà: de Audi RS2 was geboren. En snel was hij ook. Een sprint naar honderd, nam amper 5,4 tellen in beslag, de topsnelheid lag op 262 km/u. Uiteindelijk werd pas in 1999 het RS-label opnieuw gebruikt, met de komst van de RS4.
Geen wonder dat de Audi RS2 Avant vandaag bijzonder gegeerd is. Als je er al eentje te koop vindt, moet je er heel wat plakkaten voor neertellen. Daarom is het compleet onbegrijpbaar, dat er zich een exemplaar op een Portugese schroothoop bevindt...
This is so sad @DougDeMuro pic.twitter.com/JWjUaKkNtB
— Mané Naranjo (@ManeNaranjo) August 26, 2022
