‘t Zijn volgens de oppersos niet alleen de Roma’s die ‘van de matrak’ moeten krijgen, maar blijkbaar ook alle kerels die niet zo’n adonis zijn als hijzelf.
(Door Michael Verstraeten, voorzitter Vrijheid)
Voor ‘zattemansklap’ blijkt wat Rousseau aan de politie vertelde wel behoorlijk gestructureerd. We krijgen een uitleg over de racistische gevoelens in zijn appartementsblok, gekoppeld aan empathische gevoelens. Zoals ook Louis Tobback een kenner blijkt te zijn van racisten. Waartoe hij ook zichzelf rekent. Daarbij merkt Rousseau op dat hij een koele minnaar is van het hypocriete politiek correct denken of al even hypocriete woke: "We moeten eerlijk zijn." In normale gevallen verplichten woke en politiek correct denken daarover vooral niet eerlijk te zijn. Een hoed af voor Dhr. Rousseau voor zoveel dubbele eerlijkheid. Rousseau onderlijnt vervolgens het groot gelijk van zijn appartementsblok: "Het zijn altijd die bruin mannen."
Waaraan hij meteen als een uitstekend politicus ook de oplossing verbindt. Negatief zijn mag, als er maar meteen een positieve oplossing bijkomt. De marketeer in Dhr. Rousseau is altijd wakker. Die oplossing ligt voor de hand. De politie moet veel meer de matrak gebruiken. Meteen wordt de finaliteit van deze grondige maatregel verduidelijkt: "Ik kan dat bruin gespuis niet allemaal buitenzetten." Zie, zoveel realiteitsbesef vereist een bijzonder lucide geest. Dit is voorwaar geen zattemansklap meer! Een socialist die het falen inziet van de staat. Het licht schijnt in de duisternis. Het lukt inderdaad niet om al dat "bruin gespuis" buiten te zetten. Wel heel speciaal dat Dhr. Rousseau hier opbiecht dat hij voor het uitzetten van migranten in ons land hoogstpersoonlijk instaat. Mogen we "de taal van het geld" aanbevelen? De taal die iedereen schijnt te spreken.
Dhr. Rousseau zou Dhr. Rousseau niet zijn als hij niet het woord "fuck" in de mond zou nemen. Zijn waarnemingsvermogen is ook intact want hij merkt op dat elke "fucking" dag - enige weltschmerz is hem niet vreemd - de "Roma's of andere zigeuners aan de glasbol staan met een frietketel of een matras." Het ontgaat ons enigszins waarom zigeuners in bijzonder elke dag met frietketels aan glasbollen rondhossen. Bij ons weten zijn die ketels eerder een Belgisch fenomeen? Maar we begrijpen dat juist voor dat soort ondoorgrondelijk gedrag de matrakken dienstig zijn. Rondhossen met frietketels moet grondig bestraft worden. GAS-boetes volstaan daar niet voor. Hetzelfde geldt overigens voor de matrassen. Waar slapen die zigeuners dan op als ze elke "fucking" dag met hun matras aan die glasbol... Tenzij we hierin een nauwelijks verborgen hint in moeten zien dat er aan die glasbol nog iets anders gebeurt dan alleen maar "staan" met die matras.
Het heeft er alle schijn van want Dhr. Rousseau vervolgt met het weinig verhullende: "Daar kunde geen fucking kloten mee doen hé, met die gasten." Het vermoeden bestaat dat die "gasten" aldus niet van het gedacht van Dhr. Rousseau zijn en dat hem dat in bijzonder irriteert. Zeker als ze daar staan met hun matras of daarmee iets anders doen aan de glasbol. De suggestie doen, doet verlangen opwekken. Zo lijkt het wel. Althans vertaalt dat verlangen zich wellicht in zijn selectief woordgebruik. De subtiele poëzie van Dhr. Rousseau verraadt een toch wel meer dan door alcohol beneveld bewustzijn.
Ook het beoordelingsvermogen van Dhr. Rousseau is intact gebleven. Er staat met name een punker met een hanenkam in de buurt. Dhr. Rousseau stelt vast dat dat "geen zicht" is. Het gaat, zo vernemen we, om een "lelijke dikzak". Dhr. Rousseau vindt het evident belangrijk dat mannen mooi en slank zijn. Ter penetentie moet wie het aandurft om lelijk en dik te zijn, "op zijn bakkes" worden geslagen door de politie. Ook dat is evident. Er kan toch niet aan getwijfeld worden dat we hier inzage krijgen in expressie van anders niet uitgesproken voorkeuren van Dhr. Rousseau. Aan de ene kant hebben we de bruine mannen, de zigeuners en de dikke lelijke mannen. Die moeten allemaal met matrakken op hun bakkes worden geslagen voor deze schandelijk kwaliteiten.
Daartegenover moeten dan de mooie, slanke witte mannen staan die zonder matrakken op hun bakkes door het leven mogen gaan. Stel u voor dat zo'n bakkes van zo'n witte slanke man te veel zou worden aangetast door zo'n politiematrak!
Tot slot etaleert Dhr. Rousseau ook zin vermogen tot verbinding, zijn commercieel talent en zijn politiek vermogen om mensen te slijten aan andere mensen. In weinig flatterende bewoordingen prees Dhr. Rousseau een vrouw in het gezelschap seksueel aan bij de agenten. Ongetwijfeld hebben de politiemensen dit advies van expert-ter-zake Rousseau bijzonder ter harte genomen en zijn ze een matras en een frietketel gaan vragen bij de Roma aan de glasbol. Men weet immers nooit welke capaciteiten die mevrouw nog allemaal zou kunnen hebben.