Gezinswetenschapper wil dat kinderen opgevoed worden door vreemden.
Het beroep van huisvrouw/man is met uitsterven bedreigd. Om te kunnen meebikkelen in een maatschappij waar drie kwart van wat je verdient naar de staat gaat en de rest naar – zeg maar – naar Engie, kan je niet anders dan met z’n tweetjes gaan werken. Wil je kinderen? Kan, maar dat is op eigen (financieel) risico. Het is duurder, maar niet onmogelijk. Kwestie van ze te baren en drie maanden later betaal je een onthaalmoeder om ze bij te houden – noem het opvoeden. Daarna kan je de klein mannen lekker makkelijk droppen in de school. Gelukkig is dat maar tijdelijk. Na achttien jaar zijn ze het huis uit en gaan studeren of werken. Als we een snelle - oppervlakkige - berekening maken, dan hebben we de kinderen die we op de wereld hebben gezet, voor tweederde van de tijd bij anderen gedropt. We zijn kieskeurig in onze zoektocht naar 'de ware' om samen mee door het leven te gaan, maar voor de opvoeding van onze kinderen zijn we aangewezen op 'wie er nog vrij is'?
Gaan we bij deze te kort door de bocht met deze redenering? Of is dit werkelijk het Westers model van opvoeden? Het probleem komt alvast bovendrijven nu er een tekort is aan kinderopvangplaatsen en kinderbegeleiders. Wat zegt ‘de wetenschap’? Zouden grootouders een oplossing kunnen zijn? We citeren gezinswetenschapper Jochen Devlieghere (UGent) in ‘De Morgen’: "Dat zou een zeer slecht idee zijn. Want de kinderopvang heeft verschillende maatschappelijke taken die je niet volledig bij grootouders kunt leggen. Er is een pedagogische functie: kinderen ontwikkelen zich enorm in de kinderopvang. Maar ook een economische en sociale functie. Kinderopvang helpt mensen om niet in armoede te verzeilen. En wat doe je met ouders die geen grootouders hebben? Of met grootouders waar het eigenlijk niet zo fijn is om te worden opgevangen?"
Wij zijn geen wetenschapper, maar mogen wij hier even stil van worden?