Het zit er bovenarms op tussen de Europese Unie en hun twee beste vrienden: Polen en Hongarije. De omstreden landen gebruiken hun vetorecht om de Europese begroting af te wimpelen, maar kunnen de miljoenen zelf niet missen.
Er moet een heerlijk sfeertje hangen, daar in het Europees Parlement. Net nu de begroting voor de komende 7 jaar op tafel ligt, inclusief een steunpakket voor de coronacrisis ter waarde van maar liefst 1800 miljard euro, steken Polen en Hongarije dankzij hun vetorect een stokje voor de goedkeuring van de maatregelen.
De omstreden landen zien daar gegronde redenen voor: de afspraken omtrent de rechtsstaat zijn volgens Orban onaanvaardbaar. Hij kreeg hiervoor dan ook snel bijval van de Poolse entourage. Een betwistbare kwestie: beide landen liggen serieus onder vuur. Polen wijzigde de grondwet om zo de bevoegdheden van de rechtsstaat te kunnen inperken, en ook Hongarije zou de positie van de onafhankelijke nieuwsmedia misbruiken.
Toch hebben ze het geld nodig. Polen krijgt 23 miljard uit het coronafonds, en is daarnaast de grootste bruto ontvanger uit de Europese Unie. De economie ligt er daarentegen helemaal plat. Het land voelt zich met de rug tegen de muur geduwd en spreekt zelfs van chantage. “Er zal een veto zijn. Als de bedreigingen en chantage voortduren, zullen we beslist het vitale belang van Polen verdedigen", klonk het al eerder bij vicepremier Jaroslaw Kaczynski.