Jordi Pujol i Soley (Barcelona, 9 juni 1930) is een Catalaans politicus. Hij was de eerste verkozen president van Catalonië, nadat Spanje in 1978 weer een democratische grondwet gekregen had.
Op 25 juli 2014 kwam Pujol in opspraak toen hij bekendmaakte dat hij een belangrijke som geld die hij van zijn vader geërfd zou hebben, meer dan dertig jaar lang in het zwart in een Andorraanse bank belegd had. Deze bekentenis wekte grote teleurstelling bij velen, voor wie Pujol wegens zijn verleden in de weerstand tegen Franco en zijn realisaties in de opbouw van het land na de dictatuur, een morele autoriteit was.
Onlangs werd een door Pujol zelf ondertekende brief van vier pagina's onthuld waarin hij zijn nauwe banden met de Marokkaanse autoriteiten onthult. Het is een brief gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken, Taib Fassi Fihri. De brief dateert van 22 september 2011, samenvallend met de Arabische Lente, kort voor de parlementsverkiezingen in Spanje en Marokko, en ook voordat de eerste informatie over het fortuin van Pujol verscheen.
In de brief kondigt Pujol aan dat hij een impuls zal geven aan het beleid van samenwerking met Marokko wanneer "de PSOE of de PP de verkiezingen wint". Bovendien verzekert hij dat als de verkiezingsuitslag "de invloed van Catalonië op de Spaanse politiek" versterkt - en eraan herinnert dat het "de afgelopen 20 jaar echt belangrijk is geweest" - het "de samenwerking met Marokko en de erkenning van de democratiseringsinspanning en sociale vooruitgang van het land aanzienlijk zou bevorderen".