“Het ergste moet nog komen.”
Met die woorden waarschuwt de Spaanse president Pedro Sánchez zijn land. Op één dag tijd zijn er in Spanje nog eens 117 mensen aan het nieuwe coronavirus overleden en kwamen er 2.500 nieuwe besmettingen bij. Dat brengt het dodental op bijna 600. Meer dan 13.700 mensen zijn besmet. In Madrid alleen zijn er 390 mensen overleden.
De cijfers zijn nog niet zo dramatisch als in Italië, maar de epidemie in Spanje is ook later begonnen. Wanneer men dag zestien van Italië naast dag zestien van Spanje legt, dan is de conclusie verontrustend. Op dag zestien telde Italië (60 miljoen inwoners) 9.172 besmettingen, Spanje (47 miljoen inwoners) telt er op dag zestien 11.748. Ook wat het aantal doden betreft, overtreft Spanje Italië op het vergelijkbare punt: 533 overlijdens tegen 463 in Italië.
De Spaanse regering nam aanvankelijk slechts beperkte maatregelen om de verspreiding van het coronavirus in te dijken, maar nu zit het land in een volledige lockdown. De regering heeft de noodtoestand afgeroepen. De grenzen zijn gesloten, buitenkomen mag alleen in de allerhoogste nood.
“Ons land is in oorlog”, zei premier Sánchez voor een haast leeg parlement. “We hebben zoiets als dit nooit eerder meegemaakt. Vandaag bevindt onze samenleving, die gewoon is geworden aan veranderingen die onze kennis, gezondheid en ons leven verbeteren, zich in een oorlog waarin we alles wat we zo voor lief hadden genomen, moeten verdedigen.”