Rok en rolschaatsen.
In 1863 kwam de Amerikaan James Plimpton met een geniale uitvinding voor de dag: hij introduceerde de eerste rolschaats met twee houten wieltjes vooraan en twee achteraan. Honderd jaar eerder had Joseph Merlin uit het Belgische Hoei al een ‘rollende schaats’ ontwikkeld, maar nu zaten de wieltjes voor het eerst niet in een rechte lijn, waardoor de rolschaatsen stabieler waren en men er mooiere bochten mee kon maken.
Plimptons uitvinding trok een massa mensen naar rolschaatsbanen die hoe langer hoe meer sociale ontmoetingsplaatsen werden voor notabelen uit de gegoede klasse. Zoals elke rage kende het rolschaatsen doorheen de jaren haar ups en downs. Dankzij technische vernieuwingen, zoals de lancering van plastieken wieltjes en kogellagers om de wrijving te verminderen, werd het rolschaatsen aan het eind van de seventies en het begin van de eighties opnieuw razend populair. Liefhebbers trokken toen niet langer naar rolschaatsbanen, maar zochten hun toevlucht in parken, op brede boulevards en zelfs in rolschaatsdisco’s zoals we die kennen uit films.