Van Dale, de bescheiden taalbijbel van de Lage Landen, heeft dit jaar zijn jaarlijkse Woord van het Jaar-verkiezing in de prullenmand gekieperd. En nee, niet omdat we collectief gestopt zijn met het bedenken van domme neologismen. De reden? Eén woord zorgde voor zoveel commotie dat het hele feestje is afgelast: transitiespijt. Een term die de taalkundige gemoederen verhitte, Twitter deed ontploffen, en Van Dale uiteindelijk zover kreeg om op de rem te trappen.
Zoals elk jaar stelde Van Dale een lijst samen van de meest spraakmakende nieuwe woorden. Van geestige vondsten tot woorden waar je oogleden van gaan krullen, alles kwam voorbij. Maar één genomineerde sprong eruit: transitiespijt. Voor de ene een legitiem maatschappelijk fenomeen, voor de andere een giftig stokpaardje in het publieke debat. Dat laatste leverde meteen kritiek op vanuit de lhbtiq+-gemeenschap. Een oproep om vooral niet op het woord te stemmen volgde snel.
Het gevolg? Precies wat je verwacht. De zogenaamde tegenstanders van het woord wakkerden de stemming ironisch genoeg alleen maar aan. Want als het internet één ding haat, is het verteld worden wat ze wel of niet moeten doen. Massaal klikte men op transitiespijt, niet om het woord te omarmen, maar om lekker dwars te liggen. Resultaat: het hele circus escaleerde in een staaltje online moddergooien waar menig politicus jaloers op zou zijn.
Van Dale besloot de stekker eruit te trekken. “We willen geen bijdragen aan polarisatie,” klonk het in een statement dat zowel verstandig als ongelooflijk suf aanvoelt. De verkiezing voor het Woord van het Jaar – jarenlang een onschuldige sport in het bedenken van maffe woorden – werd plots een mijnenveld van gevoelige thema’s en ideologische clashes. De conclusie: in 2024 is er geen Woord van het Jaar. Het enige woord dat we onthouden, is dus... polarisatie.
De jaarlijkse verkiezing was vaak een reflectie van de tijdsgeest, met winnaars als samsonseks, selfiestick of boomer. Soms grappig, soms een facepalm waardig, maar altijd een momentopname van waar de samenleving mee bezig was. Nu is het dus niets. Helemaal niets. Geen woord dat we kunnen uitroepen tot kampioen van onze collectieve absurditeit.
Als we iets hebben geleerd van dit debacle, is het dat taal niet zomaar onschuldig is. Woorden hebben kracht, ze roepen emoties op en vormen ons wereldbeeld. Maar dit betekent niet dat we ermee moeten stoppen om nieuwe woorden te bedenken, of dat een beetje controverse meteen fataal moet zijn voor een traditie die taal juist viert.