‘Da’s gene Mini meer eh’, is de opmerking die we het vaakst hoorden tijdens onze testweek. Een beetje eigenaardig, want de Mini is intussen al zo’n 23 jaar geen ‘Mini’ meer. De Mini Countryman is zelfs een SUV die best geschikt is als heuse gezinswagen. Eentje die er leuk uitziet en even leuk rijdt. Zelfs op stroom.
In 2001 kwam BMW op de markt met de nieuwe Mini. Hij was – en is nog steeds – duidelijk geïnspireerd op de oer-mini en de vormen zijn er duidelijk in te herkennen. Met zijn 3 meter 70 lengte was hij nog steeds redelijk ‘mini’ maar toch 65 centimeter langer dan de oude. Maar alles deint uit en zo ook de Mini: de nieuwste generatie meet 3 meter 86.
In de loop der jaren kwamen er wat carrosserievarianten bij: in 2004 de Cabrio, van 2012 tot 2015 was er ook een Roadster met een lagere daklijn. De Paceman was er slechts in 2014 en 2015 en was een soort van shooting brake. Je had ook een leuk gelijnde coupé van 2011 tot 2015. De Clubman was een wat langere vijfdeurs die in productie ging in 2017. De vierde generatie daarvan kreeg dit jaar geen opvolger meer. Of toch een beetje: de vijfdeurs heeft voortaan Aceman en is enkel verkrijgbaar met elektrische aandrijving. En aangezien iedereen en zijn moeder tegenwoordig met een SUV wil rijden, kon Mini niet achterblijven: de Countryman kwam in 2010 op de markt.
De eerste indruk
Desondanks de Countryman zéker geen oer-Mini is, zijn de speelse vormen daarvan zeker nog terug te vinden. Normaal moeten SUV’s vooral praktisch zijn en zijn de looks ondergeschikt, maar de Countryman heeft met zijn guitige snoet toch een zekere wow-factor. De John Cooper Works-aankleding en de tint ‘Chili Red II’ staan onze testauto wondermooi.
In het interieur wordt dat speelse karakter verdergezet met ronde vormen. Zelfs het multimediascherm is rond. ‘Wel knap, maar waarschijnlijk niet praktisch’, is ons eerste gedacht daarover - een idee dat we wat later weer moesten bijstellen. In het interieur worden mooie materialen gebruikt en de afwerking is hoogwaardig.
Onder de koets
Wel, daar is voor ieder wat wils terug te vinden. De instapper met benzinemotor heeft een 170 pk sterke, 1500cc kleine driepitter onder de kap. De ‘S’ heeft een 2-liter viercilinder met 218 pk. De JCW is de meest potente met maar liefst 300 pk. De eerste heeft voorwielaandrijving, de overige twee vierwielaandrijving.
Liever stroom in de plaats van aardsap? Dat kan ook. Met de Countryman E, met de E van ‘ellentriek’. De E heeft een 204 pk sterke motor die de voorwielen aandrijft. De SE heeft twee elektromotoren die gezamenlijk 313 pk naar alle vier de wielen sturen.
Onze keuze zou – uiteraard! De JCW zijn, maar in de plaats daarvan kregen we een E in John Cooper Works-outfit mee…
Het rijden
Al voor we wegrijden weet de Countryman ons te verrassen met een leuk eigenaardigheidje. De ‘startknop’ is geen drukknop, maar een knop die je moet omdraaien als was het een ouderwetse sleutel. Al bij de eerste meters valt het ons op dat de Mini Countryman heerlijk stevig is afgeveerd. Dankzij het perfect uitgekiend onderstel en de onder de vloer geplaatste batterijen, ligt de auto als een blok op de weg. Zelfs bij snelle bochten en wel zeer enthousiast genomen ronde punten, laat het onderstel je geen ogenblik in de steek. De besturing is meer dan communicatief genoeg en heel erg direct. Het hoort misschien niet echt bij een SUV, maar toch nodigt de Countryman uit tot een potje lekker sportief rijden. We hadden tijdens onze testweek verschillende kennissen/ kameraden die een ritje wilden meerijden, en allen waren ze verrast door de uitstekende wegligging van deze Countryman. Wat sneller dan Jan Modaal de bocht in, wat sneller er weer uit: daar waar je met menig andere voorwielaandrijver letterlijk ‘uit de bocht’ en onderstuur mag verwachten, bijt de voortrein van de MINI zich vast en holt de achterkant er speels en dartel achteraan. De Countryman is misschien iets te groot om van ‘kartgevoel’ te kunnen spreken, maar het komt toch aardig in de buurt.
Met 204 pk is deze elektrische instapper geen kanon, maar gewoon lekker vlot. De topsnelheid bedraagt 170 km/u, de sprint van nul naar honderd neemt 8,6 tellen in beslag. Met zo’n puik onderstel voelt-ie wel aan alsof je toch ietsje meer power zou willen.
Desondanks zo’n leuk sturende auto toch geen zin om zelf te sturen? De rijbaanassistent van de Countryman doet uitstekend zijn werk. Geen gezwalp tussen de lijnen zoals sommige wagens weleens doen, hij blijft netjes het midden houden. Nog opmerkelijk: als je in de file staat, zoekt hij automatisch de rand van de rijstrook op, zodat naast jou motoren (en hulpdiensten) nog kunnen passeren. De adaptieve cruisecontrol van deze wagen blijkt verrassend snugger. Hij stemt niet alleen de snelheid af op je voorganger of de snelheidsborden, maar regelt ook automatisch de afstand tot de auto voor je, afhankelijk van de snelheid. Enig minpuntje misschien: hij gaat ook vanzelf trager rijden in bochten, maar daarbij onderschat hij zijn eigen puike onderstel en remt-ie naar onze mening soms iets té hard af.
Mini geeft zelf een WLTP-verbruik van 16,4 kWh per honderd kilometer op en geloof het of niet, maar zelfs met onze sportieve rijstijl zijn we daar over een week niet over geraakt. Toegegeven: we hadden wel de ideale weersomstandigheden voor een elektrische auto. De nettocapaciteit van de batterij bedraagt 64,6 kWh. De theoretische – en dus eigenlijk ook praktische – actieradius komt daarbij op een kleine 400 kilometer. Snelladen doet-ie maximaal aan 130 kW per uur en dat is in deze tijden niet echt snel meer, maar de batterij is dan ook niet zo groot.
Dan nog even terug naar dat ronde multimediasysteem. Fysieke knoppen vind je haast niet terug in de Mini en dus moet je zowat alles bedienen via dat cirkelvormige OLED-scherm, dat een diameter van 24 centimeter heeft. Zo’n ramp als aanvankelijk gedacht was dat eigenlijk niet. Het zit bijzonder logisch in elkaar, zodat je je weg er veel sneller in terugvindt dan bij menig andere hoogtechnologische vierwieler. Het reageert ook bijzonder snel.
De prijs
De Mini Countryman C moet minstens 38.250 euro kosten. De S neem je mee voor niet minder dan 44.250 euro, de potente John Cooper Works moet minstens 54.950 euro kosten. De Countryman E heb je vanaf 46.250 euro, de SE – de meest potente elektrische dus – vanaf 52.250 euro. Naar aloude Duitse gewoonte – ook al is de Mini een Brit die de Duitse nationaliteit kreeg – kost losgaan in de optielijst wel een aardige cent. Ons testexemplaar kwam op net geen 60.000 euro. Nog voor zo’n 14.000 euro ‘aankleding’ dus: een som waar je al een gloednieuwe Dacia Sandero voor koopt. Niet dat we ooit een Sandero zouden kopen, maar we willen maar aantonen dat 14.000 euro aan opties nog tamelijk wat geld is.
Ons verdict
De Mini Countryman is een auto die zalig rijdt, zelfs in zijn elektrische uitvoering. Hij springt ook zuinig om met stroom. Zelf zouden we er niet voor opteren: we zouden de JCW met benzinepower kiezen.
Alhoewel… de vrouw des huizes hier heeft geen auto. Maar stel dat die morgen zegt: ‘Ik wil vanaf nu mijn dagelijkse acht kilometer woon-werkverkeer met de auto gaan doen in de plaats van per elektrische fiets’, dan zou zo’n Countryman E eigenlijk een mooie keuze zijn. Hij rijdt bijzonder lekker – of hadden we dat al gezegd? – we passen er met ons vieren in voor mocht het eens nodig zijn, de actieradius is meer dan groot genoeg om mee rond de kerktoren te bollen en als hij toch leeg is, dan kan hij op ‘t gemakje thuis voldruppelen met zonnepanelenstroom.