De Vlaamse Vloot kost de belastingbetaler bijna een half miljoen euro per jaar.
Mogen ministers wat meer dan de gewone burger? Wat vinden we van de besparingen die onze verkozenen opleggen terwijl ze zichzelf cadeautjes geven? De Vlaamse regering heeft een voorliefde voor comfortabele wagens, zoveel is duidelijk. Terwijl De Lijn lijn per lijn wegknipt en pendelaars worden geconfronteerd met hogere tarieven en minder haltes, rijdt de ministeriële top in Vlaanderen nog altijd rond in wagens die voor veel mensen een maandloon per stuk kosten.
Uit recent opgevraagde cijfers blijkt dat de negen Vlaamse ministers en hun kabinetten samen 32 dienstwagens ter beschikking hebben. Hoewel dat er twee minder zijn dan in 2020, blijven de kosten indrukwekkend. Vooral het prijskaartje van sommige modellen doet wenkbrauwen fronsen.
Dure bolides op kosten van de belastingbetaler
De wagenvloot van de Vlaamse regering is een mix van luxe en besparing—althans, zo lijkt het op papier. De ministers kiezen allemaal voor leasing, met een voorkeur voor zes Volvo’s, twee BMW’s en één Audi. De duurste van de hoop? Een BMW 750e die Hilde Crevits (CD&V) maandelijks 2.310 euro kost. Ter vergelijking: in 2022 reed Zuhal Demir (N-VA) in een wagen van 2.647 euro per maand, en in 2023 stond Lydia Peeters (Open VLD) bovenaan met 2.365 euro. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de Volvo’s van Melissa Depraetere en Caroline Gennez (Vooruit), die ‘slechts’ 1.391 euro per maand kosten.
Opgeteld draaien de leasekosten van de negen ministerswagens alleen al op tot ongeveer 200.000 euro per jaar. Tel daar de wagens van de kabinetten bij, en de Vlaamse Vloot kost de belastingbetaler bijna een half miljoen euro per jaar.
Minister van Mobiliteit in luxe-SUV terwijl openbaar vervoer krimpt
Bijzonder pijnlijk is de keuze van minister van Mobiliteit Annick De Ridder (N-VA), die zich in een Volvo XC90 laat rondrijden—een wagen die de belastingbetaler 2.065 euro per maand kost. Ironisch genoeg is dat dezelfde minister die als een van haar eerste beleidsdaden 2,5 procent van de dienstverlening van De Lijn schrapte en een prijsverhoging voor tickets aankondigde.
Het contrast kan nauwelijks groter: pendelaars wachten langer op bussen die steeds minder vaak rijden, terwijl ministers door Vlaanderen zoeven in luxewagens die perfect uitgerust zijn als mobiele kantoren.
Kleiner wagenpark over de taalgrens? Vergeet het maar
Toch doen ze het in Vlaanderen nog bescheiden vergeleken met Wallonië. Daar telt de ministeriële vloot maar liefst 86 auto’s voor acht ministers, een pak meer dan de 32 van Vlaanderen. Vooral het kabinet van Waals minister-president Adrien Dolimont spant de kroon met dertien wagens, tegenover ‘slechts’ vier bij zijn Vlaamse evenknie Matthias Diependaele (N-VA).
“Een minister kan moeilijk in een oude 2PK rondrijden”
Kritiek op de dure ministerswagens wordt door de Vlaamse regering steevast afgedaan als populisme. Off the record klinkt het dat een minister ook gewoon zijn werk moet kunnen doen, en dat lange verplaatsingen in een aftandse tweedehands niet realistisch zijn. Bovendien, zo wordt benadrukt, wordt bij de keuze van een dienstwagen rekening gehouden met prijs en duurzaamheid. Nu ja, duurzaamheid als in ‘duur’ dan?
Toch blijft het een schrijnend beeld: burgers die alsmaar dieper in de alsmaar legere buidel tasten voor openbaar vervoer dat steeds minder biedt, terwijl de Vlaamse regering zichzelf vlotjes van premium vervoer voorziet. Besparen? Dat is blijkbaar alleen voor ‘de rest’ van Vlaanderen.
(Foto: Bert Van Den Broucke/Photo News)