Journaliste Sarah Vandoorne (°91) mocht gisteren haar boek 'Kleerkastvasten' voorstellen aan Goedele Wachters. Dat deed ze overigens met stijl en bravoure. Sarah vindt wel dat we (lees: de vrouwen) te veel kleren kopen. Bij de mannen is het vaak net het omgekeerde.
Toeval: eergisteren nog vertelde de kleindochter van Gerard Soete - Julie Van den Steen dus - in Iedereen beroemd dat ze oprecht gelukkig wordt van het kopen van kledij. De ene vrouw vertelt dus impliciet aan de andere vrouw dat ze iets waarvan ze gelukkig wordt, moet laten. Het zou niet de eerste keer zijn.
Sarah heeft uiteraard deels gelijk. Dat geluk van Julie is kunstmatig aangezien het net de taak is van modebedrijven en misogyne modeontwerpers om vrouwen ongelukkig te maken met wat er in hun kast hangt. Anders wordt er niets verkocht.
Echt geluk komt niet door de aankoop van die nieuwe rok, maar door een gratis wandeling in het bos of door het volgen van de zon aan de hemelboog tijdens een onbewolkte dag. Of door iets wat we doorgaans zonder kleren doen. Maar eerlijk: kunstmatig geluk door de aankoop van kleren is altijd beter dan geen geluk. En wie is Sarah om aan Julie met het opgestoken vingertje te stellen dat ze minder kleren moet kopen?
Een belangrijke vraag die Sarah gisteren niet beantwoordde, is wat vrouwen moeten doen als ze rondere vormen beginnen te krijgen. Ik vraag het omdat de auteur in de studio een wel bijzonder strak bloesje aanhad waardoor de textiel tussen die knopjes weggeduwd werd. Sexy? Toch wel, en ik veronderstel dat ik gisterenavond niet de enige man was die zich twee cruciale vragen stelde: zijn de knopjes van die blouse wel stevig bevestigd én zagen we daar af en toe de kleur van haar bh tussen die knopjes piepen? Uiteindelijk ging haar gesprek toch over kledij. We kunnen ons niet voorstellen dat Sarah niet nagedacht heeft over de keuze van haar kleren.
De meeste mannen moeten gelukkig niet aan kleerkastvasten doen. Bij hen is het meestal net het omgekeerde. Ik spreek voor mezelf: enkel als een kledingstuk - slip, polo, broek of jas - letterlijk uit elkaar valt, wil ik iets anders kopen. En dan nog. Dat gebeurt maar als m’n levenspartner het kledingstuk helemaal verscheurd heeft om het als poetsdoek te gebruiken.
En met een bijzondere polo mag ze dat niet doen. Daarvoor is een veto. De reden is eenvoudig: er ligt een groene polo van RL in de kast die ik als tiener in Brussel kocht met mijn (nu overleden) grootouders. Veertig jaar later is die polo nog draagbaar - volgens mij dan toch.
Vandoorne: “Kleerkastvasten is meer dan je garderobe op dieet zetten. Een vastenperiode, in welke religie of cultuur dan ook, is een moment van bezinning. Het is een periode waarin naastenliefde voorgaat op de snelle bevrediging van eigen behoeftes. Het is een moment om stil te staan bij wat onze fundamentele noden juist zijn en andere behoeftes in vraag te stellen.”
Kleerkastvasten is uiteindelijk - en op de keper beschouwd - weer iets wat vrouwen andere vrouwen aandoen om ze ongelukkig te maken. Als Julie immers kunstmatig gelukkig wordt van kleren kopen, dan moet dat kunnen. De paradox is wel dat de meeste mannen weinig belang hechten aan die kleren en dat ze de meeste vrouwen ook veel liever zien zonder die kleren. Dat ze daar maar eens over nadenken als ze weer eens iets online bestellen.
Vandoorne schrijft het overigens zelf: “Als kind van de jaren negentig ging ik in de lagere school best vaak gekleed in het bekende Spaanse merk (Zara/Inditex,red.). Ik herinner mij een rok met een hartjesriem, in pastelblauw. Hoewel ik nu niks meer met pastel of hartjes heb – laat staan met Zara – herinner ik me de vreugde bij zowel mijn moeder als mezelf om zo’n fijn kledingstuk voor zo’n lage prijs te vinden.” Dus uiteindelijk gaat het om het zichzelf en elkaar ontzeggen van die vreugde.
foto: screenshot VRT