Meten is weten, en weten helpt beslissen.
België heeft de afgelopen maanden obsessioneel met statistieken gegoocheld. We hebben zodanig hard geteld dat we bovenaan de in lijst van meest getroffen landen ter wereld terechtkwamen. Elke dag om 11 uur kregen – en krijgen we nog altijd – de cijfers van de afgelopen vierentwintig. Hoeveel doden zijn er gevallen en hoeveel besmettingen, in Vlaanderen, in de woonzorecentra, in steden en gemeenten, we weten het bijna van onze eigen straat. Maar, waar moeten we nu eigenlijk rekening mee houden?
Eigenlijk is er nog maar één cijfer dat bepaalt hoe het nu verder gaat: de besmettingsgraad. Momenteel schommelt de besmettingsgraad rond de 0,6. Is dat goed? Eigenlijk wel. Als het reproductiecijfer verder zakt tot 0,5, dan zijn er twintig mensen nodig om tien anderen te besmetten. Die op hun beurt vijf mensen ziek maken. Het coronavirus verspreidt zich nog wel, maar de uitbraak is beheersbaar en kan uitdoven. Als je weet dat we van een besmettingsgraad van 3 komen en dat Duitsland op 0,9 zit, dan doen we het helemaal niet slecht.
Waar praten we over? Laat ons terugkeren naar het begin van de uitbraak en rekenen met het reproductiegetal 3. Dat wil zeggen dat elke persoon die besmet is op zijn beurt 3 anderen besmet. Dat maakt 4 besmettingen, waarvan de drie nieuwe besmettingen elks weer 3 mensen besmet. Enzovoorts enzovoorts, dan zijn er slechts tien stappen nodig om van 1 te stijgen naar 90.000 besmettingen.
Het virus heeft mensen nodig om te overleven en zich te vermenigvuldigen, als het dat niet meer kan, overleeft het beestje het niet.
Aan de hand van het getal dat weergeeft hoe snel het virus zich verspreidt, zullen experts bepalen of de maatregelen verder versoepeld kunnen worden. En dan doet Duitsland het plots veel minder goed dan dat iedereen wel denkt. Als men van 0,9 stijgt naar 1,2 dan bereiken ziekenhuizen de limiet van wat men aankan in juli, bij 1,3 al in juni.