Pieter Aspe is gisteren overleden. Een paar jaar geleden werden Pieter en ik uitgenodigd op ons college te Brugge voor een ludieke avond. Ik herinner me dat we aan een kleine ramp ontsnapt zijn toen een grote theaterlamp naar beneden denderde. Het scheelde niet veel of we stonden beiden de volgende dag in de krant.
Pieter was er toen met Dette, kort voor Bernadette. Iets later zou Dette overlijden. Het zou een beetje dom zijn om te stellen dat we het goed met elkaar konden vinden: in de regel komen West-Vlamingen altijd overeen, zeker als ze uit dezelfde stad komen.
Na ons optreden zijn we nog iets gaan drinken zoals dat heet. Pieter, Dette en ik. Ik kon in Brugge overnachten en dus kon ik een glaasje meedrinken met Pieter. De reputatie van de schrijver op dat vlak is terecht. Voor elk glas voor mij, kreeg Pieter er vier of vijf.
In de media wordt al eens gesteld dat Pieter geen grote lezer was. Dat klopt ook, als het over fictie gaat. Non-fictie daarentegen. Hij had een van mijn boeken over de Belgische monarchie gelezen en naarmate de avond vorderde, gaf hij steeds meer details die zelfs ik niet kende.
Pieter wist dat prins Alexander - zoon van Leopold III en Lilian Baels - zich had voortgeplant. Alexander logeerde als jonge en bronstige knaap bij een gezin toen hij ingeschreven was aan de universiteit van Leuven. De prins was nooit in de lessen, maar des te vaker op café of in het bed van een van de jonge deernes.
De vraag die zich vandaag stelt is waar het natuurlijke kind of de natuurlijke kinderen van Alexander zich bevinden. Die kinderen zijn in het begin van de jaren 60 geboren en moeten nu een eind in de zestig zijn. Volgens Pieter moeten we het antwoord in Brugge zoeken. Zo liet hij in de roman Blauw bloed een personage opdraven dat een natuurlijk kind is van prins Alexander. In Brugge gonst het overigens al jaren van de geruchten dat een of meerdere kinderen van prins Alexander geadopteerd zouden zijn door een hooggeplaatste Brugse burger. Pieter gaf me die avond de concrete namen.