Dat zeggen wij niet. Maar tot dat besluit kwam een gewezen politieker die het kon weten.
Achille Van Acker werd in 1898 geboren en blies in 1975 zijn laatste adem uit. De man was viermaal premier van België.
Tijdens zijn carrière schreef hij een zogenaamd ‘politiek dagboek’. Dat dagboek bleef gedurende lange tijd in handen van de familie, maar die schonken het recent aan het Rijksarchief van Brugge, alwaar Gerard en alleman het kan gaan inkijken.
Het dagboek begint in het jaar 1944. “De oorlog loopt ten einde”, valt er te lezen. “Vluchtig heb ik thans een en ander van het gebeurde neergepend dat mij door het hoofd komt.”
Achille Van Acker staat thans nog steeds bekend als ‘de vader van de sociale zekerheid’, en aan de zogenaamde ‘kolenslag’ na de oorlog hield-ie de bijnaam ‘Achille Charbon’ over. Maar wat vooral opvalt in dat dagboek: Van Acker had het blijkbaar erg moeilijk met de geldzucht van de koninklijke familie.
Zo schrijft hij in 1951 dat ze in Laken een grote aquarium willen laten installeren. Het grapje zal zo’n 5 miljoen frank gaan kosten. En hoewel monsieur de koning op dat moment zo’n 1 miljard frank rijk is – rekening houdend met inflatie en al zou dat vandaag overeenkomen met zo’n 175 miljoen euro – moet die aquarium door de belastingbetaler betaald worden.
Van Acker omschrijft ook hoe afgrijselijk hij het vindt, dat de koninklijke familie jaarlijks miljoenen uitgeeft aan designerkledij, juwelen en privéreisjes.
Prins Albert krijgt een boot ter waarde van 240.000 frank cadeau, wanneer hij trouwt met zijn Dolce Paula. Albert vindt de boot echter maar niks – hij heeft er immers al een – en verkoopt ‘m aan een parlementslid voor amper 30.000 frank. Dat dit dik onder de prijs is, zal Albert saucisse wezen. Hij krijgt toch al gratis geld genoeg.
Leopold III, de vader van Albert en Boudewijn, krijgt in de jaren vijftig een dikke, vette dotatie. Dat was dik tegen de zin van het volk:
Leopold III was tijdens de Tweede Wereldoorlog vier handen op een buik met Hitler – vandaar dat hij ook werd afgezet als koning en Boudewijn hem opvolgde.Leopold III is echter een big spender en moet nog gaan bijklussen. Door hier en daar zijn naam aan te verbinden, vangt hij nog eens zes miljoen frank per jaar extra. Waarvoor Leopold III al die centjes nodig heeft? Van Acker weet het: één van Leopolds minnaressen – een zekere Azief – heeft nogal een duur honingpotje. Voor minder dan een miljoen frank ‘zakgeld’ per jaar mag de gevallen Belgische koning er niet in.
Kersverse koning Boudewijn is spaarzamer. Die duikelt liefst van al met zijn stiefmoeder in bed en die doet dat gratis en voor niks.. Zelfs de centjes van de Civiele Lijst krijgt hij jaarlijks niet opgesoupeerd. Die Civiele Lijst zijn middelen die de koning ter beschikking krijgt om zijn openbare functie degelijk te kunnen uitvoeren. Maar in de plaats van die overschot aan centjes terug te geven aan de bevolking – want het is uiteindelijk geld van de belastingbetaler – sluist Boudewijn het liever door naar zijn privérekening. Op die manier is die privérekening volgens Van Acker met maar liefst 70 miljoen frank extra gespekt, in enkele jaren tijd.
De moraal van het verhaal? De koninklijke familie is volgens Van Acker – of toch in die tijd – een bende geldwolven die glimlachend op de kap van de burger leeft.