Overbevolking en iconisch verouderde instellingen.
We schreeuwen moord en brand over de mensonwaardige gevangenissen van Assad, maar vergeten dat ook onze gevangenissen geen voorbeeld van menselijkheid zijn. De cellen zitten overvol, de werkdruk voor het personeel is ondraaglijk. De situatie voor de gedetineerden zelf wordt met de dag schrijnender. Mathilde Steenbergen, directeur-generaal van het Gevangeniswezen, luidde woensdag de alarmbel in het federaal parlement. Haar boodschap was niet mis te verstaan: zonder ingrijpende maatregelen dreigt het hele systeem in elkaar te storten. Steenbergen wil dat onze politici de invoering van een noodwet goedkeuren om de acute overbevolking in de gevangenissen aan te pakken.
Matras op de grond, cel te klein voor twee
De cijfers spreken boekdelen: we tellen 12.719 gedetineerden en slechts 11.020 beschikbare plaatsen. Zo’n 180 gedetineerden slapen momenteel op matrassen op de vloer, en de infrastructuur van de gevangenissen kreunt onder het overmatige gebruik. Wasmachines draaien dag en nacht, het personeel vecht tegen de uitputting. België is al herhaaldelijk op de vingers is getikt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De druk is het hoogst in de gevangenis van Sint-Gillis. Die zou eigenlijk al gesloten had moeten zijn. Maar door de nijpende overbevolking blijft deze iconische maar verouderde instelling noodgedwongen open.
Semiautomatische vervroegde vrijlating
Steenbergen deed concrete voorstellen om het tij te keren. Een van haar opvallendste ideeën is de invoering van een semiautomatische voorwaardelijke vrijlating voor gedetineerden met een celstraf tot vijf jaar. Deze regeling zou niet gelden voor veroordeelden wegens zedenfeiten, terrorisme of wie als gevaarlijk wordt beschouwd. Gedetineerden zonder wettig verblijf in België zouden ook in aanmerking komen voor vervroegde vrijlating, met de voorwaarde dat ze terugkeren naar hun land van herkomst. Wie niet kan worden uitgezet, zou minstens de helft van zijn straf moeten uitzitten.
Daarnaast wil Steenbergen dat gedetineerden met straffen van vijf tot vijftien jaar zes maanden voor het einde van hun straf vrijkomen. Als klap op de vuurpijl stelde ze voor om een systeem in te voeren waarbij gevangenen om de maand in- en uit de gevangenis gaan.
Parlement in tweestrijd
Het parlement was duidelijk niet voorbereid op die voorstellen en keek verdeeld met een vermanend vingertje naar mekaar.
Kamerlid Sophie De Wit (N-VA) noemde het “cynisch” dat Steenbergen dergelijke maatregelen vraagt, omdat die vrouw – volgens De Wit – zelf betrokken was bij het beleid dat deze crisis mee veroorzaakte. Ze verwees naar de beslissing van voormalig minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) om celstraffen van zes maanden tot drie jaar weer effectief uit te voeren, wat de overbevolking verder verergerde.
PS-parlementslid Khalil Aouasti waarschuwde voor mogelijke strafinflatie. “We moeten opletten dat de minimumstraf straks niet vijf jaar wordt, enkel om mensen effectief in de gevangenis te krijgen,” zei hij. N-VA en Vlaams Belang komen met een ander plan. Zij dromen van een structurele uitbreiding van de gevangeniscapaciteit.
Nood aan meer middelen
Steenbergen drong ook aan op iets structureels. Doch, geen structurele uitbreidingen, maar structurele veranderingen. Ze zijn het dus half met mekaar eens. Ze stelde voor om alarmdrempels in te voeren: zodra het aantal gevangenen boven een bepaald niveau komt, moeten automatisch extra middelen beschikbaar worden gesteld. Geld om de infrastructuur op te lappen, meer personeel en materiële voorzieningen, en meer wasmachines die de overbelasting aankunnen.
Geen detentiehuizen dan maar?
In theorie had de introductie van detentiehuizen de druk op het gevangenissysteem moeten verlichten. Die zouden een intensieve begeleiding moeten bieden aan veroordeelden, met de bedoeling recidive te voorkomen. Zorgen dat ze niet meer terugkomen eens ze buiten zijn, zeg maar. Maar de uitrol verloopt trager dan gepland, waardoor de verwachte verlichting uitblijft. En dus dreigt het gevangeniswezen vast te lopen omdat alle betrokken partijen naar elkaar wijzen voor een oplossing.