Abdul Qadir Khan (Bhopal, 1 april 1936 – Islamabad, 10 oktober 2021) was een Pakistaanse atoomgeleerde van Pathaanse afkomst. Hij wordt beschouwd als de vader van de Pakistaanse atoombom. Hij verschafte Pakistan essentiële kennis voor het bouwen van een atoombom nadat hij in de jaren 70 in Nederland over de verrijkingstechnologie leerde, waardoor uranium ook kan worden gebruikt voor niet-vreedzame doeleinden, namelijk als splijtstof voor kernwapens door middel van de ultracentrifuge. Hij verklaarde later dat hij hier volstrekt geen spijt van had en greep hierbij de Indiaas-Pakistaanse Oorlog van 1971 (waarbij zijn land werd 'gehalveerd') als hoofdreden aan.
Khan emigreerde in 1952 vanuit India naar Pakistan. Hij volgde een technische studie aan de Universiteit van Karachi.
In 1961 vertrok hij naar Europa om zijn studie te vervolgen, en startte zijn opleiding in West-Berlijn aan de Technische Universiteit Berlijn (Technische Universität Berlin). Twee jaar later kwam hij naar Delft, waar hij prof. dr. W.G. Burgers als mentor kreeg toegewezen. Hier leerde hij Henk Slebos kennen, een jaargenoot, die ook metaalkunde studeerde. In 1967 studeerde hij af in metaalkunde aan de Technische Hogeschool Delft (de huidige Technische Universiteit Delft), waarna hij naar België vertrok om daar in 1972 te promoveren aan de Katholieke Universiteit Leuven.
Na zijn promotie in 1972 kwam Khan in dienst bij het Fysisch Dynamisch Onderzoekslaboratorium (FDO) dat onderzoek deed voor Urenco. Omdat hij al elf jaar in Europa woonde en getrouwd was met een Nederlandssprekende vrouw (zij was Zuid-Afrikaanse), doorliep hij het veiligheidsonderzoek van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) zonder problemen.
Frits Veerman, een technicus die met Khan werkte, vermoedde spionageactiviteiten en lichtte zijn meerdere in als klokkenluider. Er werd hem een spreekverbod opgelegd. Pas in juli 2020 werd Veerman in het gelijk gesteld in een procedure bij het Huis voor Klokkenluiders wegens de repercussies die hem ten deel vielen van de zijde van zijn werkgever en de Nederlandse overheid. In 1975 kwam Khan niet terug van een vakantie naar Pakistan, maar in later jaren bestelde hij op grote schaal (en zonder problemen) onderdelen voor zijn kernindustrie in Nederland.
Op 14 november 1983 werd Khan door de Amsterdamse rechtbank bij verstek veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf wegens spionage in de jaren 1976 en 1977 (NJ 1984, 282). Dit vonnis werd op 28 maart 1985 door het gerechtshof vernietigd omdat de inleidende dagvaarding niet op de juiste wijze aan Khan was betekend.
In 1992 is aan Khan op humanitaire gronden een visum voor Nederland verleend. Begin 2004 verschenen er berichten dat Khan nucleaire kennis zou hebben verkocht aan landen geregeerd door dubieuze regimes, met name Libië, Iran en Noord-Korea. Daarop werd de atoomgeleerde op 4 februari 2004 door de Pakistaanse regering onder huisarrest geplaatst. Dit leek vooral bedoeld om hem af te schermen voor de wereldpers. Khan hield voor de Pakistaanse televisie een rede waarin hij spijt betuigde voor zijn handelwijze. Op 6 februari 2009 beval het hooggerechtshof dat het huisarrest moest worden opgeheven.
Khan overleed op 10 oktober 2021 in Islamabad, Pakistan.
In het VPRO-radioprogramma Argos van 9 augustus 2005 stelde oud-premier Ruud Lubbers dat de spionageactiviteiten van Khan bekend waren bij de inlichtingendiensten. Hij werd in 1983 wel tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens spionage, maar dit vonnis werd wegens een vormfout vernietigd, en een nieuwe zaak kwam er niet: het dossier bleek zoek.