Zo extreem dat u een intercom nodig heeft om te communiceren met uw passagier.
Sinds 1980 ging Porsche op Le Mans met alle prijzen aan de haal, tot Jaguar in 1988 met de XJR-9 op de proppen kwam en de Porsche’s ver achter zich liet. Heel wat rijkaards riepen dat ze zo’n exemplaar wel wilden voor op de openbare weg, maar dat ging natuurlijk niet.
Het zette de heren bij Jaguar echter wel aan het denken. Ze namen het chassis van een XJR-9 en voerden hier en daar wat aanpassingen aan. Ze lieten Peter Stevens, de man die tevens verantwoordelijk is voor het ontwerp van de McLaren F1, een nieuwe koets ontwerpen. Die twee werden samengevoegd en voilà: de Jaguar XJR-15 was geboren. Er zouden tussen 1990 en 1992 drieënvijftig exemplaren gebouwd worden.
Eigenlijk is de XJR-15 gewoon nog steeds een racewagen, die hier en daar wat aanpassingen kreeg om toegelaten te worden op de openbare weg. Dankzij het gebrek aan comfort, zet de auto slechts 1.050 kilogram op de weegschaal.
Achter de stoelen ligt dezelfde V12 als die in de XJR-9, waarvan het vermogen werd teruggebracht tot 450pk en het koppel tot 570Nm. Tussen die stoelen en de krachtbron zit slechts een afscherming uit koolstofvezel en geen isolatie. Om met uw passagier te communiceren, dient u een intercomsysteem te gebruiken: anders komt uw stem niet boven het gebrul van de V12 uit. Zo’n extreme racemachine dus.
Dit exemplaar staat te koop bij Munsterhuis in het Nederlandse Hengelo. De vraagprijs voor deze zo goed als maagdelijke – er staan slechts 84 kilometers op de teller – bedraagt 995.000 euro.