Rare snuiters, daar bij het WHO.
De coronatijd: dat was nogal eens een gekke tijd. Er werden cirkels op de grond getekend om in te gaan zitten. Pieter De Crem, toen nog minister van Binnenlandse Zaken, kondigde aan dat wandelaars voorzichtig moesten zijn: “Het zich niet bewegend verplaatsen in parken kan het voorwerp uitmaken van een aanmaning.” Winkelkarretjes werden massaal gekuist. Iedereen mocht er één knuffelcontact op nahouden, behalve in tijden dat dit niet mocht. Op een gegeven moment mocht je maximaal vier mensen ontvangen in je tuin, op voorwaarde dat die mensen niet eerst door je huis moesten om in je tuin te geraken. Halve zolen hamsterden massaal toiletpapier. Mensen mochten niet naar hun tweede verblijf. Om sommige treinen moest je aan het raam gaan zitten. Had je bezoekers in je keuken, dan moest de dampkap aan. Drones werden ingezet om te zien of mensen zich wel aan de afstandsregels hielden en of ze niet teveel pizza’s bestelden.
En dan waren er de mondmaskers natuurlijk. Een maatregel waarvan de onzin inmiddels al lang aangetoond is en waarvan we intussen weten dat-ie eigenlijk meer kwaad dan goed deed.
Desondanks blijven ze bij het WHO blijkbaar hangen in het narratief ‘mondmaskers zijn uitstekend’, want ze prijzen ze tot op de dag van vandaag nog steeds aan. “Ik draag nog steeds een masker wanneer ik twijfel aan de ventilatie, want het beschermt mij en mijn familie.”
Klinkt vandaag de dag knotsgek, niet?
When you have doubts about ventilation in enclosed spaces, #WearAMask to help protect yourself and others from COVID-19, flu and other respiratory illnesses. #StaySafe pic.twitter.com/w3k7x0eLyH
— World Health Organization (WHO) Western Pacific (@WHOWPRO) April 8, 2024