Dwingende vraag om bij Unesco aan te dringen om het Carnaval van Aalst te schrappen van de lijst van immaterieel cultureel erfgoed. Iedereen is het er over eens dat de praalwagen, waar Joden als karikaturen worden afgebeeld, erover is. Maar dat is het hele carnaval in Aalst: erover. Je kan een evenement waar de ‘voil jeanetten’ één van de weerkerende hoogtepunten is, moeilijk op de zelfde waardeschaal van ernst gaan beoordelen en daarmee een sociaal discours gaan voeren. Het is de essentie van carnaval om de grens van het fatsoen die ene keer in jaar te mogen overgaan. Caranaval provoceert de goegemeente en kent daarin geen grenzen. Vorig jaar waren ze in Aalst al een keer op de vingers getikt door de Joodse gemeenschap, omdat men Joden had afgebeeld op een manier die op een foute wijze herinnerde aan de zwartste periode uit onze geschiedenis. Unesco had toen gedreigd om hen van de erfgoedlijst te schrappen. Die reactie schoot als een ajuin in de keel van de carnavalisten. Daarom gingen ze dit jaar nog maar eens een stapje verder en kwamen met dezelfde karikaturen uitgebreid met lintjes 'Unesco wat een klucht'. De reacties van de internationale Joodse gemeenschap waren furieus en Aalst haalde de internationale pers. “We lachen niet met de Joden, maar Unesco,” reageerde Kris Vonck, de maker van de spotprenten. Het centrum Simon Wiesenthal – een organisatie die opkomt tegen het anti-semitisme – schreef nu een dwingende brief aan premier Wilmés. Zij willen dat de premier bij Unesco erop aandringt om het carnaval van Aalst te laten schrappen als immaterieel erfgoed. Eerder werd de burgemeester van Antwerpen door de Joodse gemeenschap in de hoek gedreven omdat ze er mee dreigden om de diamantsector uit Antwerpen weg te halen. De verontwaardiging van het Simon Wiesenthal centrum is begrijpelijk, maar het is de vraag of het debat buiten de context van het carnaval moet gevoerd worden. Satire is balanceren op de slappe koord van de verdraagzaamheid en trapt vaak op zere tenen. Denk maar aan de Mohammed-cartoons die de wereldvrede ontwrichtten. Denk maar aan Charlie Hebdo die om wille van de satire voorgoed de mond werd gesnoerd. Het is duidelijk dat men aan tafel moet gaan zitten en proberen om mekaars anders-zijn te bespreken. Een brief naar premier Wilmés met de vraag om Unesco te bepraten, is niet de manier om tot verzoening te komen. Dat men in die brief bovendien benadrukt dat Wilmès zelf van Joodse afkomst is, is irrelevant, om niet te zeggen een vorm van belangenvermenging. Bovendien is cultuur een Vlaamse materie en lijkt het niet correct om daar de federale premier van een regering van lopende zaken voor aan te spreken. Men kan trouwens bezwaarlijk zeggen dat Wilmès, electoraal gesproken, de stem van de burger vertegenwoordigd.