Corona was een cadeautje voor de markt van tweedehandsauto’s.
In elke crisis, zijn er ook winnaars. Nee, we hebben het niet over de PCR-testlabo’s, noch over de farmareuzen of de handelaars van verplichte CO2-melders, maar over een sector die niet rechtstreeks op de reclamefolder van de overheide stond: de tweedehandsverkoop van auto’s. Die steeg ten tijde van corona enorm omdat je – door een tekort aan chips en leveringsproblemen – tot een jaar of soms langer moest/moet wachten op je nieuwe auto.
Wie niet kon of niet wilde wachten, kocht een tweedehandswagen. De vraag werd groter dan het aanbod. "Kwam daar nog bij dat door de (corona)crisis leasingcontracten werden verlengd met als gevolg dat er minder ingeleverde leasingwagens op de markt kwamen, terwijl het net die jonge occasies zijn waar veel vraag naar is”, zegt Filip Rylant van mobiliteitsorganisatie Traxio in ‘Het Nieuwsblad’. Gevolg: de prijzen piekten en blijven pieken.
De verkoop kent ondertussen wel een terugval - na twee vette jaren - maar de prijzen dalen niet. Integendeel. Die zijn in vergelijking met anderhalf jaar geleden met 20 tot 30 procent gestegen.
De automobilist is op zoek naar een betrouwbare tweedehandswagen, bij voorkeur een recente SUV, of stadswagentje op benzine. Voor een recente Volkswagen Polo, bijvoorbeeld, betaalde je voor de coronancrisis zo’n 11.000 euro, nu betaal je voor een model van 2018 14.000 euro. Voor een Citroën C3 Aircross uit 2019 betaalde je aan het begin van de coronapandemie nog zo’n 12.000 euro, nu een kleine 15.000 euro.
In oktober daalde de tweedehandsverkoop bij Traxio en automarkt Cardoen met 8,8 procent in vergelijking met vorig jaar en zelfs met 21,9 procent in vergelijking met september 2020. Doch, de prijzen volgen niet omdat het aanbod te laag blijft.