“Hij is dood”, zei mijn partner vannacht zachtjes toen ze bij me kwam liggen. Ze was nog even blijven kijken naar tv. Ik wist onmiddellijk over wie ze het had. Het is niet eerlijk.
We hadden het trieste verhaal over die kleuter Rayan uiteraard ook zijdelings gevolgd. Gisteren viel me op dat activisten de reddingsactie hadden gekaapt.
Het trieste einde drukt ons nog eens met onze verwende neuzen op de harde feiten van het echte leven. In een film zou Rayan op het einde nog leven. En als hij gisteren levend uit die waterput was gehaald, dan had hij zeker ook die film gekregen. Mensen houden daarvan. Maar enkel als het goed afloopt.
“Laat ons hopen dat hij niet te veel heeft afgezien”, fluisterde mijn partner nog terwijl ze dichter schoof. Ik zag dat ze bijna weende. Ik wist dat ze aan onze eigen kinderen dacht. Een paar uur eerder zagen we immers de radeloze en hulpeloze vader wachten tijdens die actie. Op dat punt lijken bijna alle vaders en moeders op elkaar.
Ik weet dat de vergelijking niet klopt, maar ik moest vannacht ook denken aan alle jongeren wier levens verpest werden door de coronacrisis. Ook daar is het niet zeker dat er een happy end komt. Luidt Omikron echt het einde van de crisis in? Ik ken tieners die in 2019 gezond en levenslustig waren en nu zo angstig zijn dat ze amper durven buiten te komen.
Het valt me telkens op als ik de rapporten van Sciensano bekijk: corona maakt vooral slachtoffers bij (hoog)bejaarden en om die oudjes enkele maanden of jaren extra leven te geven (we spreken niet eens over de kwaliteit van dat leven) verknoeien we het leven van honderdduizenden Vlaamse kinderen, tieners en jongvolwassenen.
Het is vreemd dat hierover eigenlijk nooit een echt debat gevoerd is. Dat zou een moeilijk en ethisch debat zijn zoals over vele belangrijke zaken in het leven. Bij de reddingsactie voor Rayan was dat debat niet nodig. Het doel was duidelijk. Bij de coronacrisis is dat anders.